Parameterbeschrijving
20-72 PID uitgangswijz.
Range:
Functie:
0.10
[0.01
Deze parameter bepaalt de grootte van de
*
-
stappen tijdens het autotuningproces. De waarde
0.50 ]
is een percentage van het maximale toerental.
Wanneer de uitgangsfrequentie in
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM]/
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
bijvoorbeeld is ingesteld op 50 Hz, staat de
waarde 0,10 voor 10% van 50 Hz, oftewel 5 Hz.
Om de beste afstellingsnauwkeurigheid te
verkrijgen, moet deze parameter worden ingesteld
op een waarde die leidt tot een wijziging in de
terugkoppeling van 10-20%.
20-73 Min. terugk.niveau
Range:
-999999
[ -999999.999 -
ProcessCtrlUnit
par. 20-74
*
ProcessCtrlUnit]
20-74 Max. terugk.niveau
Range:
999999
[ par. 20-73 -
ProcessCtrlUnit
999999.999
*
ProcessCtrlUnit]
20-79 PID autotuning
Option:
Functie:
Deze parameter start het PID autotuningproces.
Wanneer het automatisch afstellen met succes is
voltooid en de instellingen door de gebruiker
zijn geaccepteerd via [OK] of zijn afgewezen via
[Cancel], wordt deze parameter teruggezet op [0]
Uitgesch.
[0]
Uitgesch.
*
[1]
Ingesch.
MG11CE10
Programmeerhandleiding
Functie:
Geef het minimaal toegestane
terugkoppelingsniveau op in
de eenheid die is geselecteerd
in parameter 20-12 Referentie/
terugk.eenheid. Als het niveau
lager wordt dan de in
parameter 20-73 Min.
terugk.niveau ingestelde
waarde, wordt het autotuning-
proces afgebroken en
verschijnt er een foutmelding
op het LCP.
Functie:
Geef het maximaal toegestane
terugkoppelingsniveau op in
de eenheid die is geselecteerd
in parameter 20-12 Referentie/
terugk.eenheid. Als het niveau
hoger wordt dan de in
parameter 20-74 Max.
terugk.niveau ingestelde
waarde, wordt het autotuning-
proces afgebroken en
verschijnt er een foutmelding
op het LCP.
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
3.18.6 20-8* PID-basisinstell.
Deze parametergroep dient om de basiswerking van de
PID-regelaar te configureren, waaronder de wijze waarop
hij moet reageren op een terugkoppeling die lager of
hoger is dan het setpoint, het toerental waarbij hij in
werking moet treden en het moment waarop hij moet
aangeven dat het systeem het setpoint heeft bereikt.
20-81 PID normaal/inv regeling
Option:
Functie:
[0]
Normaal
De uitgangsfrequentie van de frequentiere-
*
gelaar wordt verlaagd wanneer de
terugkoppeling hoger is dan de setpointrefe-
rentie. Dit gedrag is gebruikelijk voor
toepassingen met drukgestuurde toevoerven-
tilatoren en pompen.
[1]
geïnverteerd De uitgangsfrequentie van de frequentiere-
gelaar wordt verhoogd wanneer de
terugkoppeling hoger is dan de setpointrefe-
rentie. Dit gedrag is gebruikelijk voor
temperatuurgestuurde koeltoepassingen,
zoals koeltorens.
20-82 PID startsnelheid [tpm]
Range:
Functie:
LET OP
Size
[ 0 -
related
par.
*
Deze parameter is alleen zichtbaar als
4-13
parameter 0-02 Eenh. motortoerental is
RPM]
ingesteld op [0] TPM.
Wanneer de frequentieregelaar voor de eerste
keer wordt opgestart, loopt hij eerst in de
modus zonder terugkoppeling op basis van
de actieve aanlooptijd aan tot deze uitgangs-
snelheid. Wanneer de geprogrammeerde
uitgangssnelheid is bereikt, schakelt de
frequentieregelaar automatisch over naar de
modus met terugkoppeling en treedt de PID-
regelaar in werking. Dit is nuttig voor
toepassingen waarbij na het opstarten snel
moet worden versneld naar een minimumtoe-
rental.
20-83 PID startsnelheid [Hz]
Range:
Functie:
LET OP
Size
[ 0 -
related
par.
*
Deze parameter is alleen zichtbaar als
4-14
parameter 0-02 Eenh. motortoerental is
Hz]
ingesteld op [1] Hz.
Wanneer de frequentieregelaar voor de eerste
keer wordt opgestart, loopt hij eerst in de
modus zonder terugkoppeling op basis van de
3
3
159