Parameterbeschrijving
22-24 Vertr. geen flow
Range:
10 s
[1 - 600 s] Bepaal hoelang Laag verm/Lage snelh. moet
*
3
3
22-26 Drogepompfunctie
Selecteer de gewenste actie voor de pomp in geval van
drooglopen.
Option:
[0]
Uit
*
[1]
Waarsch.
174
VLT
Functie:
worden gedetecteerd voordat het signaal
voor acties wordt ingeschakeld. Als detectie
stopt voordat de ingestelde tijd is verstreken,
wordt de timer gereset.
Functie:
LET OP
Om droogloopdetectie te gebruiken:
1.
Schakel Detectie laag verm. in
parameter 22-21 Detectie laag
verm. in.
2.
Activeer Detectie laag verm. via
parametergroep 22-3*
Verm.aanp. geen flow of
parameter 22-20 Laag verm.
autosetup.
LET OP
Stel parameter 14-20 Resetmodus niet in
op [13] Onbegr. aut. reset wanneer
parameter 22-26 Drogepompfunctie is
ingesteld op [2] Alarm. In dat geval blijft
de frequentieregelaar namelijk heen en
weer schakelen tussen draaien en
stoppen wanneer een situatie met een
droge pomp wordt gedetecteerd.
LET OP
Voor frequentieregelaars met een
constante-snelheidsbypass
Als een automatische bypassfunctie de
bypass activeert wanneer de frequentiere-
gelaar in een alarmtoestand blijft hangen,
moet u de automatische bypassfunctie
uitschakelen als [2] Alarm of [3] Handm.
reset alarm is geselecteerd als de
drogepompfunctie.
De frequentieregelaar blijft actief, maar
genereert wel een waarschuwing wegens een
droge pomp (Waarschuwing 93, Droge pomp). Via
een digitale uitgang van de frequentieregelaar of
via seriële communicatie kan een waarschuwing
worden doorgegeven aan andere apparatuur.
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
®
HVAC Drive FC 102
22-26 Drogepompfunctie
Selecteer de gewenste actie voor de pomp in geval van
drooglopen.
Option:
[2]
Alarm
[3]
Handm.
reset
alarm
[4]
Stop and
Trip
22-27 Drogepompvertr.
Range:
10 s
[0 - 600
*
s]
3.20.2 22-3* Verm.aanp. geen flow
Afstelprocedure als parameter 22-20 Laag verm. autosetup
niet is ingesteld op Ingesch.:
1.
Sluit de hoofdklep om de flow te stoppen.
2.
Draai met ingeschakelde motor totdat het
systeem de normale bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
3.
Druk op [Hand On] en stel het toerental af op
circa 85% van het nominale toerental. Noteer het
exacte toerental.
4.
Lees het energieverbruik af aan de hand van het
actuele vermogen in de dataregel op het LCP of
bekijk de waarde van 1 van de volgende
parameters:
Noteer de uitgelezen vermogenswaarde.
5.
Wijzig het toerental tot circa 50% van het
nominale toerental. Noteer het exacte toerental.
Functie:
De frequentieregelaar stopt en genereert een
alarm wegens een droge pomp (Alarm 93, Droge
pomp). Via een digitale uitgang van de frequen-
tieregelaar of via seriële communicatie kan een
alarm worden doorgegeven aan andere
apparatuur.
De frequentieregelaar stopt en genereert een
alarm wegens een droge pomp (Alarm 93, Droge
pomp). Via een digitale uitgang van de frequen-
tieregelaar of via seriële communicatie kan een
alarm worden doorgegeven aan andere
apparatuur.
Functie:
Bepaalt hoelang de drogepompconditie actief
moet zijn voordat een waarschuwing of alarm
wordt gegenereerd.
De frequentieregelaar wacht totdat de vertra-
gingstijd voor geen flow (parameter 22–24 No-
Flow Delay) is verstreken voordat de
vertragingstijd voor een droge pomp ingaat.
4a
Parameter 16-10 Verm. [kW].
of
4b
Parameter 16-11 Verm. [pk] via het
hoofdmenu.
MG11CE10