Parameterbeschrijving
Afbeelding 3.64 Tijd en relatieve waarden
Eén keer per seconde wordt de waarde van de geselec-
teerde bedrijfsvariabele geregistreerd. Als een
geregistreerde waarde gelijk is aan 13%, wordt de teller
10% - < 20% bijgewerkt met de waarde 1. Als de waarde
gedurende 10 s 13% blijft, wordt 10 toegevoegd aan de
tellerwaarde.
De inhoud van de tellers kan in de vorm van een balkje
worden weergegeven op het LCP. Selecteer [Quick Menu]
⇒ Logdata: Trending cont bin/Trend. getimed bin/Trending
vergelijk.
LET OP
De teller start met tellen zodra de frequentieregelaar
wordt opgestart. Bij het uit- en weer inschakelen van de
spanning na een reset worden de tellers weer op nul
gezet. EEPROM-gegevens worden eens per uur
bijgewerkt.
23-60 Trendvariabele
Option:
Functie:
Selecteer de bedrijfsvariabele die moet
worden bewaakt voor trending.
[0]
Verm. [kW]
Vermogen dat wordt afgegeven aan de motor.
De referentie voor de relatieve waarde is het
nominale motorvermogen dat is ingesteld in
parameter 1-20 Motorverm. [kW] of
parameter 1-21 Motorverm. [PK]. De actuele
waarde kan worden uitgelezen via
parameter 16-10 Verm. [kW] of
parameter 16-11 Verm. [pk].
[1]
Stroom [A]
Uitgangsstroom naar de motor. De referentie
voor de relatieve waarde is de nominale
motorstroom die is ingesteld in
parameter 1-24 Motorstroom. De actuele
waarde kan worden uitgelezen via
parameter 16-14 Motorstroom.
[2]
Frequentie
Uitgangsfrequentie naar de motor. De
[Hz]
referentie voor de relatieve waarde is de
*
maximale uitgangsfrequentie die is ingesteld
in parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
MG11CE10
Programmeerhandleiding
23-60 Trendvariabele
Option:
[3]
Motorsnelh.
[tpm]
23-61 Continue bin data
Range:
0
[0 -
*
4294967295 ]
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
Functie:
De actuele waarde kan worden uitgelezen via
parameter 16-13 Frequentie.
De referentie voor de relatieve waarde is het
maximale motortoerental dat is ingesteld in
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM].
Functie:
Array met 10 elementen ([0]-[9] onder het
parameternummer op het display). Druk op
[OK] en schakel tussen de elementen met
▲
▼
behulp van [
] en [
].
10 tellers die aangeven hoe vaak de te
bewaken bedrijfsvariabele is voorgekomen,
gesorteerd op basis van de volgende
intervallen:
•
Teller [0]: 0 – < 10%.
•
Teller [1]: 10 – < 20%.
•
Teller [2]: 20 - < 30%
•
Teller [3]: 30 – < 40%.
•
Teller [4]: 40 – < 50%.
•
Teller [5]: 50 – < 60%.
•
Teller [6]: 60 - < 70%
•
Teller [7]: 70 – < 80%.
•
Teller [8]: 80 - < 90%
•
Teller [9]: 90% - < 100% of max.
Bovenstaande minimale limieten voor de
intervallen zijn standaardlimieten. Deze
kunnen worden gewijzigd in
parameter 23-65 Min. bin waarde.
Begint met tellen wanneer de frequentiere-
gelaar voor de eerste keer wordt
ingeschakeld. Alle tellers kunnen worden
teruggezet naar 0 in parameter 23-66 Reset
continue bin data.
3
3
193