Programmeren
2.1.11 Een groep numerieke datawaarden
wijzigen
2
2
Als de geselecteerde parameter een numerieke datawaarde
vertegenwoordigt, kunt u de datawaarde wijzigen met
behulp van de navigatietoetsen [
◀
de toetsen [
Afbeelding 2.30 Een groep numerieke datawaarden wijzigen
Gebruik de toetsen [
▲
[
] verhoogt de waarde en [
de cursor op de waarde die u wilt opslaan en druk op
[OK].
Afbeelding 2.31 Een groep numerieke datawaarden wijzigen
2.1.12 Waarde, stapsgewijs
Bepaalde parameters kunnen stapsgewijs worden
gewijzigd. Dit geldt voor:
•
Parameter 1-20 Motorverm. [kW].
•
Parameter 1-22 Motorspanning.
•
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Dit betekent dat de parameters niet alleen als een groep
van numerieke datawaarden maar ook als oneindig
variabele numerieke datawaarden kunnen worden
ingesteld.
2.1.13 Geïndexeerde parameters uitlezen
en programmeren
Parameters worden geïndexeerd wanneer ze in een
roterende stapel worden geplaatst.
Parameter 15-30 Alarmlog: foutcode tot
parameter 15-33 Alarmlog: datum & tijd bevatten een
foutlog die kan worden uitgelezen. Selecteer een
24
◀
▶
] [
] en [
▶
] [
] om de cursor horizontaal te verplaatsen.
113 tpm
1,78 A
Bel. afhank. inst.
1-60 Belast. comp. bij
lage snelheid
100%
▲
▼
] [
] om de datawaarde te wijzigen.
▼
] verlaagt de waarde. Plaats
729 tpm
6,21 A
Bel. afhank. inst.
1-60 Belast. comp. bij
lage snelheid
160%
6
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
®
VLT
HVAC Drive FC 102
parameter, druk op [OK] en navigeer met de navigatie-
toetsen [▲]/[▼] door de gelogde waarden.
Gebruik parameter 3-10 Ingestelde ref. als een ander
voorbeeld:
▲
▼
] [
]. Gebruik
Selecteer de parameter, druk op [OK] en navigeer met de
navigatietoetsen [▲]/[▼] door de geïndexeerde waarden.
Wijzig de waarde van de parameter door de geïndexeerde
waarde te selecteren en op [OK] te drukken. Wijzig de
1 (1)
waarde met behulp van de toetsen [▲]/[▼]. Druk op [OK]
1-6*
om de nieuwe instelling op te slaan. Druk op [Cancel] om
te annuleren. Druk op [Back] om de parameter te verlaten.
2.1.14 Initialiseren naar
De frequentieregelaar kan op 2 manieren worden geïnitia-
liseerd, waarbij de standaardinstellingen worden hersteld.
Aanbevolen initialisatie (via
parameter 14-22 Bedrijfsmodus)
1.
2.
3.
1 (1)
4.
1-6*
5.
6.
7.
LET OP
Zet de in Persoonlijk menu geselecteerde parameters
terug naar de fabrieksinstellingen.
standaardinstellingen
Selecteer parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
Druk op [OK].
Selecteer [2] Initialisatie.
Druk op [OK].
Onderbreek de netvoeding en wacht totdat het
display is uitgeschakeld.
Sluit de netvoeding weer aan – de frequentiere-
gelaar is gereset.
Stel parameter 14-22 Bedrijfsmodus weer in op [0]
Normaal bedrijf.
Parameter 14-22 Bedrijfsmodus initialiseert alles,
behalve:
Parameter 14-50 RFI-filter
Parameter 8-30 Protocol
Parameter 8-31 Adres
Parameter 8-32 Baudsnelheid
Parameter 8-35 Min. responsvertr.
Parameter 8-36 Max. responsvertr.
Parameter 8-37 Max. tss.-tekenvertr.
Parameter 15-00 Bedrijfsuren tot parameter 15-05 x
Overspann.
Parameter 15-20 Hist. log: event tot
parameter 15-22 Hist. log: tijd
Parameter 15-30 Alarmlog: foutcode tot
parameter 15-32 Alarmlog: tijd
MG11CE10