Parameterbeschrijving
1-72 Startfunctie
Option:
3
3
1-73 Vlieg. start
Option:
[0] Uitgesch.
[1] Ingesch.
[2] Altijd
ingesch.
52
Functie:
[1] PM, niet-uitspr. SPM:
[2] Vrijloop
Functie:
Deze functie maakt het mogelijk een motor op te
vangen wanneer deze vrij draait als gevolg van
een netstoring.
Wanneer parameter 1-73 Vlieg. start is ingesteld
op Ingesch., heeft parameter 1-71 Startvertraging
geen functie.
De te zoeken draairichting voor een inschakeling
bij draaiende motor is gekoppeld aan de
instelling in parameter 4-10 Draairichting motor.
[0] Rechtsom: rechtsom zoeken bij een inscha-
keling bij draaiende motor. Als het zoeken niets
oplevert, wordt de DC-rem geactiveerd.
[2] Bidirectioneel: bij een inschakeling bij
draaiende motor wordt eerst gezocht in de
richting zoals bepaald door de laatste referentie
(richting). Als het toerental niet wordt gevonden,
wordt er in de andere richting gezocht. Als dit
ook zonder succes is, zal een DC-rem worden
geactiveerd gedurende de ingestelde tijd in
parameter 2-02 DC-remtijd. De start vindt dan
plaats vanaf 0 Hz.
Selecteer [0] Uitgesch. als deze functie niet vereist
is.
Selecteer [1] Ingesch. als de frequentieregelaar in
staat moet zijn een draaiende motor op te
vangen en te besturen.
Deze parameter wordt altijd ingesteld op [1]
Ingesch. wanneer parameter 1-10 Motorconstructie
is ingesteld op [1] PM, niet-uitspr. SPM.
Belangrijke gerelateerde parameters:
•
Parameter 1-58 Stroom testpulsen
vlieg.start
•
Parameter 1-59 Freq. testpulsen vlieg.start
•
Parameter 1-70 Startmodus PM
•
Parameter 2-06 Parkeerstroom
•
Parameter 2-07 Parkeertijd
•
Parameter 2-03 Inschakelsnelh. DC-rem
[tpm]
•
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem
[Hz]
•
Parameter 2-06 Parkeerstroom
•
Parameter 2-07 Parkeertijd
Danfoss A/S © 10/2015 Alle rechten voorbehouden.
®
VLT
HVAC Drive FC 102
1-73 Vlieg. start
Option:
[3] Enabled
Ref. Dir.
[4] Enab.
Always
Ref. Dir.
De vliegendestartfunctie die voor PM-motoren wordt
gebruikt, is gebaseerd op een schatting van het initiële
toerental. Het toerental wordt in eerste instantie altijd
geschat nadat een actief startsignaal is gegeven. Op basis
van de instelling in parameter 1-70 Startmodus PM gebeurt
er het volgende:
Parameter 1-70 Startmodus PM= [0] Rotordetectie:
Als het geschatte toerental hoger is dan 0 Hz, vangt de
frequentieregelaar de motor bij dat toerental op en wordt
het normale bedrijf hervat. In andere gevallen schat de
frequentieregelaar de rotorpositie en wordt het normale
bedrijf vanaf dat punt hervat.
Parameter 1-70 Startmodus PM = [1] Parkeren:
Als het geschatte toerental lager is dan de instelling in
parameter 1-59 Freq. testpulsen vlieg.start, wordt de parkeer-
functie ingeschakeld (zie parameter 2-06 Parkeerstroom en
parameter 2-07 Parkeertijd). In andere gevallen vangt de
frequentieregelaar de motor bij dat toerental op en wordt
het normale bedrijf hervat. Zie de beschrijving bij
parameter 1-70 Startmodus PM voor de aanbevolen instel-
lingen.
Stroomgrenzen bij gebruik van het vliegendestartprincipe
voor PM-motoren:
•
•
•
•
Functie:
Het toerentalbereik loopt tot 100% van het
nominale toerental of het veldverzwakkingstoe-
rental (de laagste van deze twee).
Een PMSM met een hoge tegen-EMK (> 300 VLL
(rms)) en een hoge spoelinductie (> 10 mH) heeft
meer tijd nodig om de kortsluitstroom te
verlagen tot 0 en kan gevoelig zijn voor een
foutieve schatting.
Stroomtests zijn enkel mogelijk tot een toerental
van 300 Hz. Voor bepaalde eenheden ligt deze
grens bij 250 Hz; dit geldt voor alle eenheden
van 200-240 V met een vermogen tot en met 2,2
kW en alle eenheden van 380-480 V met een
vermogen tot en met 4 kW.
Gebruik een remweerstand voor toepassingen
met een hoge massatraagheid, d.w.z. wanneer de
massatraagheid van de belasting meer dan 30
keer hoger is dan de massatraagheid van de
motor. Dit voorkomt uitschakeling (trip) door
overspanning in het geval van inschakeling bij
hoog toerental van de vliegendestartfunctie.
MG11CE10