6 Bediening
6.9 Pulsoxymetrie-monitoring
6.9.1 Pulsoxymetrie-monitoring voorbereiden
Voorwaarde
164
NL
MEDUCORE Standard
•
Het apparaat is ingeschakeld
pagina
122).
•
Er is een patiëntengroep gekozen
kiezen", pagina
Gevaar voor letsel door verkeerd gebruik van de
pulsoxymetriesensor!
Een verkeerd gebruikte pulsoxymetriesensor kan de
meetresultaten vervalsen en tot letsel bij de patiënt leiden.
Pulsoxymetriesensor weghouden van sterke
elektromagnetische bronnen (bijv. elektrochirurgische
apparaten).
Pulsoxymetriesensor niet in de röntgenologische omgeving
(bijv. met MRI-apparaten) gebruiken.
Pulsoxymetriesensor weghouden van sterk en fluctuerend
omgevingslicht (ook infrarood- en UV-licht). Indien nodig:
Pulsoxymetriesensor afdekken.
Sterke bewegingen van de pulsoxymetriesensor vermijden.
Indien nodig: kabel van de pulsoxymetriesensor en
pulsoxymetriesensor-aansluitkabel met een pleister in een
ontlastingslus vastmaken aan de patiënt.
Pulsoxymetriesensor niet aanbrengen op een extremiteit
waarop zich al een NIBP-manchet of een kathetertoegang
bevindt.
Pulsoxymetriesensor weghouden van nagellak en kunstmatige
vingernagels.
Pulsoxymetriesensor weghouden van intravasculaire
kleurstoffen.
Afwijkingen van het meetresultaat bij een hoog gehalte aan
disfunctionele hemoglobines in acht nemen.
Afwijkingen van het meetresultaat bij ernstige anemie,
veneuze pulsaties en hoge totale bilirubinewaarden in acht
nemen.
2
(zie "6.1 Apparaat inschakelen",
(zie "6.4 Patiëntengroep
124).