476-5303
Hoofdstuk 13
13. Uitlaatsystemen
Het uitlaatsysteem behoort uitlaatgassen van de motor
naar de atmosfeer af te voeren, terwijl tegelijkertijd
een acceptabele tegendruk het geluid van de uitlaat
tot een minimum beperkt en gaslekken en te hoge
oppervlaktetemperaturen worden voorkomen, en terwijl
enige beweging van de motor op flexibele steunen wordt
toegelaten.
Droge uitlaatsystemen
Voorzichtig: de rest van het uitlaatsysteem moet
goed geïsoleerd worden om risico op brand te
voorkomen.
Voorzichtig: na installatie moeten de balgen onbelast
zijn, zodat ze volledige bewegingsvrijheid hebben
Afbeelding 19
voor uitzetting en bewegingen van de motor.
Droge uitlaatsystemen worden meestal gebruikt voor
kielgekoelde motoren die uit milieuoverwegingen in
bepaalde omgevingen worden gebruikt. Deze uitvoering
is vooral nuttig voor commerciële of pleziervaartuigen
die varen in verzand water met veel rommel en met
motoren die radiateurgekoeld zijn.
Droge uitlaatsystemen voor gebruik in boten moeten
zorgvuldig worden ontworpen om zo min mogelijk last
te hebben van de nadelen van het insluiten van verhitte
onderdelen in besloten ruimtes. Afbeelding 19 toont een
standaardinstallatie.
Het eerste deel van een droog uitlaatsysteem moet
flexibele koppelingen (item 1) bevatten om speling tussen
de motor en het vaste deel van de uitlaat mogelijk te
maken. Hiervoor kunnen roestvrijstalen balgen worden
gebruikt, maar deze mogen alleen nodig zijn voor
bewegingen waarbij de uiteinden van de balgen niet ten
opzichte van elkaar verdraaid worden. Dit kan worden
gedaan door een tweede balg onder een hoek van 90
graden ten opzichte van de andere balg aan te brengen.
De balgen en bochten moeten met branddekens (item 2)
worden afgedekt.
Als er een lange uitlaatpijp is die omhoog loopt vanaf
het uitlaatspruitstuk, dan kan het nodig zijn om een
condenspot te installeren en te zorgen dat deze leeg
kan lopen.
Minimale binnendiameter van de
uitlaatpijp
102 mm (4")
Pagina 65