4.3.7 Sensoren
Voor de besturing van het proces en de controle van de juiste hantering door de
gebruiker zijn tal van druksensoren en vloeistofsensoren nodig. De druksenso-
ren bewaken de druk binnen de slangenset, voor het vaststellen van lekkages of
verstoppingen van de slangenset. Deze druksensoren zijn een integraal onder-
deel van de behuizing van de pomp (zie Afbeelding 4.4). Vier vloeistofsensoren
aan de voorkant van het instrument (zie Afbeelding 4.1) bewaken de vloeistof-
stroom binnen de slangenset, op basis van een ultrasoon principe waardoor
detectie van luchtbellen in sommige gedeelten van de aangesloten slangenset
mogelijk is. Specifieke processtappen zijn zo opgezet dat een onderbreking van
de continue vloeistofstroom door deze sensoren er automatisch voor zorgt dat
de procedure de volgende fase in gaat. Aanvullende sensoren zijn de tempera-
tuursensoren voor de bewaking van de temperatuur van de CentriCult Unit en
positioneringssensoren voor de bewaking van parameters zoals de positie en
snelheid van de kamer of van de peristaltische pomp. De temperatuursensoren
beschikken ook over een infraroodsensor, waarmee de temperatuur direct op
de bodem van de centrifugatie- en kweekkamer wordt gemeten.
4.3.8 Ventielen
In totaal kunnen er 24 magnetische ventielen worden gebruikt tijdens de
bediening voor gecontroleerde stromingspaden binnen de slangenset. Boven-
dien zorgen de ventielen dat de slangen op de frontplaat van het instrument
worden vastgezet.
52