Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Appendices; Appendix A: Dipswitch - Instellingen En Adresseringsinstructie Bedieningspanelen; Adresseringsinstructie Bij Verschillende Software Versies; Adresinstellingen Bedieningspanelen - alphatronics AlphaVision NG Handleiding Voor De Installateur

Inhoudsopgave

Advertenties

APPENDICES

Appendix A: Dipswitch-instellingen en adresseringsinstructie bedieningspanelen
Adres 1
Adres 2
Adres 3
Adres 4

Adresinstellingen bedieningspanelen

Er kunnen maximaal 8 bedieningspanelen aangesloten worden. De verschillende soorten bedieningspanelen
(LED, LCD en LCD/PROX) mogen door elkaar gebruikt worden. Hierbij geldt wel, dat ieder
bedieningspaneel een uniek adres dient te hebben.De adressering van uitbreidingsmodules heeft hierop geen
invloed. Op adres 1 dient een LCD of LCD/PROX aangesloten te worden. Dit mag dus geen LED
bedieningspaneel zijn.
Voorbeeld: een installatie met een LCD bedieningspaneel op adres 1, een LED bedieningspaneel op adres 2
en een LCD/PROX bedieningspaneel op adres 3 mag gecombineerd worden met een wireless interface op
adres 1 en een I/O module op adres 2.

Adresseringsinstructie bij verschillende software versies

Wanneer een bestaande installatie uitgebreid wordt of een AlphaVision 16/96 centrale omgebouwd wordt tot
een AlphaVision NG dan kan het voorkomen, dat oudere bedieningspanelen en nieuwe bedieningspanelen
gecombineerd worden. Hierbij dienen onderstaande instructies strikt opgevolgd te worden.
Noteer eerst welke software versies in de bedieningspanelen aanwezig is. Dit is tijdens het opstarten van de
AlphaVision NG zichtbaar op de aangesloten PC. Is er een software-versie 1.6 aangetroffen, dan moet
erop gelet worden, dat een bedieningspaneel met v1.6 niet op adres 4 ingesteld wordt!
Hierna is het belangrijk om vast te stellen, welk LCD bedieningspaneel met welke software versie op adres 1
ingesteld wordt. De oorzaak hiervoor is, dat het bedieningspaneel op adres 1 de maximaal haalbare
bussnelheid bepaalt. Het traagste bedieningspaneel moet derhalve op adres 1 staan. De volgorde van traag
naar snel is: 1.5, 6.0, 1.6, 1.4, 1.7, 1.8.
Voorbeeld: een installatie heeft 5 bedieningspanelen in totaal waarvan 2 bedieningspanelen v1.4, 2
bedieningspanelen v1.6 en 1 bedieningspaneel v1.8. Op adres 1 wordt dus een bedieningspaneel v1.6
gemonteerd. Voor de overige bedieningspanelen maakt het niet uit op welk adres ze ingesteld worden.
Alleen dient er in dit geval nog op gelet te worden, dat het andere bedieningspaneel v1.6 niet op adres 4
ingesteld mag worden! Een bedieningspaneel met een andere software versie mag wel op adres 4 ingesteld
worden.
Installateurshandleiding AlphaVision NG
Adres 5
Voor de adres-instelling van bedieningspanelen
wordt gebruik gemaakt van de dipswitches 1, 2 en
3. Dipswitch 4 dient altijd in de OFF positie te
staan.
Adres 6
Bij latere productie-series wordt dipswitch 4
gebruikt om het geluidsniveau van de buzzer te
Adres 7
kunnen reduceren. Dergelijke bedieningspanelen
zijn herkenbaar doordat bij dipswitch 4 een
luidsprekersymbool op de print is aangebracht.
Adres 8
Rev. 2.0 27-08-2003 Blz. 105/112

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave