5.5 - Regeling oliesmering
Als onderdeel van de prestartcontroles die worden uitgevoerd, wordt
de oliecartertemperatuur vergeleken met de verzadigde
koudemiddeltemperatuur van de verdamper. Als de olietemperatuur
lager is dan 140° F (60° C) en lager dan de verzadigde
koudemiddeltemperatuur van de verdamper plus 50 ^ F (27 ,8^ C),
dan zal het opstarten worden uitgesteld tot een van deze condities
niet meer van toepassing is. Zodra deze temperatuur is bevestigd,
gaat het opstarten door.
Het olieverwarmingselement krijgt stroom wanneer de compressor
van de koelmachine uit staat en de oliecartertemperatuur lager is
dan 140° F (60,0° C) of de oliecartertemperatuur is lager dan de
verzadigde koudemiddeltemperatuur van de verdamper plus 53^ F
(29,4^ C). Het olieverwarmingselement is uitgeschakeld als een van
de volgende condities van toepassing is:
De oliecartertemperatuur is hoger dan 152° F (66,7° C)
De oliecartertemperatuur is hoger dan 144° F (62,2° C) en hoger
dan de verzadigde koudemiddeltemperatuur van de verdamper plus
55^ F (30,6^ C).
Het olieverwarmingselement staat altijd uit als de compressor draait.
Bij het type koelmachine 19XR2~E/V/D, krijgt de oliepomp 30
seconden stroom na iedere 30 minuten dat het relais van de
olieverwarming stroom heeft gehad om de olie in beweging te
brengen voor een gelijkmatiger verwarming.
Bij het type koelmachine 19XR6/7 , is het mogelijk 30sec/30min
i n t e r v a l t e c o n f i g u r e r e n i n d e p a r a m e t e r t a b e l -
>olieroercyclus(19XR6/7):
Optie 0(niet roeren), er wordt geen olie geroerd;
Optie 1(30s/30m), de oliepomp krijgt 30 seconden stroom na iedere
30 minuten dat het relais van de olieverwarming stroom heeft gehad;
Optie 2(1m/4u), de oliepomp krijgt 1 minuut stroom na iedere 4 uur
dat het relais van de olieverwarming stroom heeft gehad;
Optie 3(comb.0en1), de eerste 50 uur dat de koelmachine niet draait,
wordt de olie geroerd volgens optie1. Als er 50 uur verstreken zijn,
wordt er geen olie geroerd.
PIC 5+ kan variabele oliepompregeling ondersteunen en deze optie
is op dit moment alleen beschikbaar voor type 19XR2~E. De
aansluitklem bevindt zich in IOB1 AO1, en het is een 4~20mA
signaal. Als het systeem draait, zal het regelsysteem van PIC 5+ de
VFD-snelheid moduleren om het oliedrukverschil in het smeercircuit
te regelen tussen 25psi en 35psi.
5.6 - Smeringsregeling koudemiddel
Bij het 19DV-systeem wordt koudemiddel gebruikt om te lagers van
de compressor te smeren en te koelen. Het smeercircuit van het
koudemiddel omvat met name de koudemiddelpomp, vier
regelkleppen, het verdamper- en condensorfilter, vochtverwijderaar,
het lagerfilter, de vloeistofniveauschakelaar en bijkomende
terugwinningssystemen.
Als de koelmachine in bedrijf is, zal de regelaar het vloeistofniveau
in de vlotterkamer van de condensor handhaven. Zodra de gebruiker
de machine inschakelt, begint het systeem aan het proces van
prestartcontroles.Als deze controles in orde zijn, als het verzoek van
de koudemiddelpomp gereed is voor voorsmering en het
lagerdrukverschil minder is dan 5psi, als het vloeistofniveau niet
voldoende is, pomp dan koudemiddel van de verdamper naar de
condensor totdat het vloeistofniveau weer op orde is. Als de
verdampertemp plus uittredend condensorwater lager is dan 10F,
pomp dan koudemiddel van verdamper naar condensor, nadat het
lagerdrukverschil 12psi bereikt, houd dit 20s aan totdat de compressor
ingeschakeld is; anders als de verdampertemp plus uittredend
condensorwater gelijk is of hoger dan 10F, pomp dan koudemiddel
van de condensor naar het lager en voer het af naar de condensor,
als de koudemiddelpomp bij de start niet opende voor de gepompte
vloeistof, open dan na 10s de koudemiddelpomp, en als het
22
lagerdrukverschil dan 12psi bereikt, houd dit proces 10s aan totdat
de compressor aan is. Tijdens de voorsmering, als het lagerdrukverschil
minder is dan 8 psi gedurende 8 seconden, zal de koelmachine worden
stopgezet.
De compressor zal draaien na het voorsmeerproces. Koudemiddel
wordt naar het lager gepompt en ontlucht de verdamper van de
vlotterkamer in de condensor. Als de koelmachine wordt
uitgeschakeld, wordt de regelklep van de condensor gesloten en het
koudemiddel wordt dan van de verdamper naar het lager en de
afvoer gepompt en naar de condensor.
Als de koelmachine niet in werking is, open dan altijd de regelklep
van de verdamper. Als het vloeistofniveau laag is, wordt koudemiddel
van de verdamper gepompt naar de vlottenkamer van de condensor
totdat het vloeistofniveauschakelaar wordt ingeschakeld en minimaal
1 minuut nadien.
5.7 - Regelpunt
5.7.1 - Setpunt
Het setpunt kan worden geconfigureerd in het menu "Setpunt" op
toegangsniveau "GEBRUIKER" .
Het SETPUNT wordt bepaald door de WARMTE-/KOUDEMODUS,
OPTIE INTREDEWATERTEMPERATUUR, en de OPTIE
IJSAFZETTING in de tabel hieronder.
Bepaling setpunt
EWT-regeloptie:
Warmte-/koudemodus =
koeling
Uitschakelen
Koelsetpunt LCW
Koelsetpunt ECW
Inschakelen
OPMERKING: de optie ijsafzetting staat uit als de warmte-/koudemodus op
verwarming staat ingesteld.
Als de optie ijsafzetting is ingeschakeld en ijsafzetting aktief is, dan is het
regelpunt het setpunt voor ijsafzetting en de geregelde watertemperatuur is de
uittredetemperatuur gekoeld water.
5.7.2 - Regelpunt
De capaciteitsregeling is gebaseerd op het bereiken en handhaven
van een REGELPUNT temperatuur, die de som is van het geldige
setpunt (van het SETPUNT scherm) en een temperatuurresetwaarde.
In koelbedrijf is het regelpunt gelijk aan het setpunt plus
temperatuurreset, terwijl dit in het verwarmingsregelpunt het setpunt
is minus temperatuurreset.
Het regelpunt kan direct worden bekeken op het hoofdscherm of
het menu "Algemene parameters" .
5.7.3 - Opnieuw instellen temperatuur
Er zijn drie typen gekoeldwater- of brijnreset beschikbaar en deze
kunnen worden bekeken of veranderd in het scherm "Reset
configuratie" .
Het algemene scherm geeft aan wanneer de gekoeldwaterreset aktief
is. Het regelpunt reset in de het scherm "Algemene parameters" geeft
het aantal resets weer.
Om een resettype te activeren, ga naar het scherm RESETCFG en
voer alle configuratie-informatie voor dat resettype in.
RESETTYPE 1: 4 tot 20 mA TEMPERATUURRESET
Warmte-/koudemodus =
verwarming
Verwarming setpunt LCDW
Verwarming setpunt ECDW