Beschrijving van de
Alarmcode*
alarmtekst
Alm-235
ALM-235 prestartstoring -
hoge lijnspanning
Alm-236
ALM-236 kalibratie
geleideschoep 1 niet
voltooid
Alm-237
ALM-234 prestartstoring
– geen voeding
Alm-238
ALM-238 kalibratie
geleideschoep 2 niet
voltooid
Alm-239
ALM-239 kalibratie
omgevingsregelklep niet
voltooid
Beschermende grens
Alm-250
ALM-250 beschermende
grens - storing
oliedrukverschil
Alm-251
ALM-251 beschermde
grens - laag
koelwaterdebiet
Alm-252
ALM-252 beschermende
grens - laag
koelwaterdebiet
Alm-253
ALM-253 beschermende
grens - hoge persdruktemp
Alm-254
ALM-254 beschermende
grens - lage
koudemiddeltemp verd
Alm-255
ALM-255 beschermende
grens - hoge
motortemperatuur
Alm-256
ALM-256 beschermende
grens - hoge
lagertemperatuur
Actie ondernomen
Resettype
door de regeling
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Handmatig
Unit wordt stilgelegd.
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Als boven
Mogelijke oorzaak
Controleer de werkelijke lijnspanning.
Controleer de GRENSWAARDE OVERSPANNING in het ISM_CONF-scherm.
Controleer de voedingsspanning.
Controleer spanningstransformatoren en schakelaars.
Neem contact op met de energieleverancier als de spanning hoog is.
Kalibratie geleideschoep 1 in scherm snelle kalibratie.
Controleer de aandrijving van de geleideschoep feedback potentiometer en de bekabeling naar
de IOB-connector.
Controleer uitgang van het vermogensverzoek en de ingangsstatus van de vermogensfeedback.
Kalibratie geleideschoep 2 in scherm snelle kalibratie.
Controleer de aandrijving van de geleideschoep feedback potentiometer en de bekabeling naar
de IOB-connector.
Kalibratie omgevingsregelklep in het snelle kalibratiescherm.
Controleer de EC-klep feedback potentiometer en de bedrading naar de IOB-connector.
Controleer de oliepomp
Controleer het oliefilter
Controleer de bedrading van de oliepomp
Voer de gekoeldwaterpomp test uit in het quick test scherm.
Controleer de verd koudem vloeistoftemp en de nauwkeurigheid van de uittrede
GEKOELDWATER temperatuursensor en de bedrading naar de IOB.
Controleer de koelwaterkleppen, pompen en filters.
Controleer VERD KOUDEM STORINGSPUNT, WAARSCHUWING VERD NADERING, VERD
DEBIET DELTA P ONDERBREKING, instellingen VERIFIEERTIJD WATERDEBIET.
Controleer lastweerstanden, optionele waterdebietschakelaars of kalibratie waterdebiet delta
P opnemer en de bedrading naar de IOB.
Controleer of er 5.0 V referentiespanning is tussen de IOB-connectors.
Voer condensorwaterpomptest uit in het quicktestscherm. Controleer de nauwkeurigheid en de
bedrading van de CONDENSORDRUK opnemer en de UITTREDE CONDENSORWATER
temperatuursensor.
Controleer de condensorwaterkleppen en filters.
Controleer GEDWONGEN WERKING COND DRUK, WAARSCHUWING COND NADERING,
COND FLOW DELTA P ONDERBREKING, en instellingen WATERDEBIET VERIFIEERTIJD.
Controleer lastweerstanden, optionele waterdebietschakelaars of kalibratie waterdebiet delta P
opnemer en de bedrading naar de IOB.
Controleer of er 5.0 V referentiespanning is tussen de IOB-connectors.
Controleer of er sprake is van een gesloten compressor persdruk afsluiter.
Controleer of de koelmachine draaide op overspanning.
Controleer COMP PERSDRUKTEMP sensorweerstand of spanningsverlies.
Controleer of de juiste bedrading er is naar de IOB-connectors.
Controleer het condensordebiet en de temperatuur.
Controleer de juiste werking van de intredegeleideschoep en de optionele aandrijving van de
diffuser.
Controleer de COMP PERSDRUK TEMP > 220 gr F.
Controleer of er sprake is van vervuilde leidingen, verstopte waterfilters, of niet condenseerbaar
gas in de condensor.
Controleer de koudemiddelvulling.
Controleer de werking van de vlotterklep.
Controleer of afsluitklep van de condensorvloeistofleiding gesloten is.
Als het probleem zich voordoet bij hoge belasting, controleer dan of er sprake is van een lage
condensordruk wat zorgt voor een onvoldoende koudemiddeldebiet door de meetopeningen
van de subkoeler in de condensor.
Controleer het gekoeldwaterdebiet en de temperatuur. Bevestig dat het condensorwater eerst
via de onderste rij condensorleidingen binnenkomt, een omgekeerde stroomrichting kan ertoe
leiden dat koudemiddel vastloopt in de condensor.
Controleer de VERDAMPERDRUK opnemer en de VERD KOUDEMIDDELTEMP en de
UITTREDE GEKOELDWATER sensors. Controleer tussenschot/pakking by-pass.
Controleer of het leidingstelsel vervuild is.
Controleer de bedrading van de drukopnemer en de temperatuursensor naar de IOB.
Controleer de nauwkeurigheid van de COMP MOTORWIKKELINGTEMP en de bedrading naar
de IOB.
Controleer de motorkoellijn en de spuitkop op de juiste werking of op beperkingen.
Controleer motorkoelingfilter/-droger en de afsluiters.
Zoek naar koudemiddeldebiet door het kijkglas van de motorkoeling.
Controleer of er buitensporig veel starts zijn in een kort tijdsbestek.
Controleer de olieverwarmer op de juiste werking, bevestig dat de olieverwarmer afgeschakeld
is als de compressor draait.
Controleer of er sprake is van een laag oliepeil, deels gesloten olietoevoerafsluiters, verstopte
oliefilters.
Controleer het thermostatisch expansieventiel van het oliekoelerkoudemiddel, bevestig dat de
expansieventielvoelers zijn bevestigd aan de olieleidingen en dat ze zijn geïsoleerd.
Controleer de nauwkeurigheid van de COMP LAGERTEMP sensors en hun bedrading naar
de IOB.
Dit defect kan het gevolg zijn van een overmatige bedrijfsstatus met lage belasting met een laag
waterdebiet naar de verdamper of de condensor.
Zeer hoge persdruk en wisselende temperaturen kunnen de oliecartertemperatuur verhogen.
Verhoogde cartertemperatuur kan het gevolg zijn van een buitengewoon hoog oliepeil dat de
onderkant bereikt van het kroonwiel, waardoor de olie gaat kolken.
37