5.11 - Regeling omgevingsregelklep (EC)
De omgevingsregelfunctie wordt gebruikt om de koelmachine
kunstmatig te laden en aan het draaien te houden onder lage
belastingscondities of om overspanning te voorkomen. Aangezien
dit ook de prestaties van de machine vermindert, is het een optie die
door de gebruiker kan worden geselecteerd.
Er zijn 3 typen EC-klep.
-
Voortdurend: een klep die geregeld wordt door 2
magneetschakelaars, een om de klep te openen, de andere om
de klep te sluiten. Als beide magneetschakelaars geopend zijn,
dan blijft de klep in positie. Dit soort klep heeft een
feedbacksignaal van de volledig gesloten of volledig geopende
klep.
-
Aan/uit: een klep die wordt geregeld door slechts 1 magneetschakelaar.
Deze kan niet zijn huidige positie aanhouden, en heeft geen signaal
voor positiefeedback.
-
mA: Een klep die wordt geregeld door een 4-20mA-signaal.
Deze klep heeft de nauwkeurigste regeling en feedback.
-
De bediening van de omgevingsregelklep kent drie verschillende
types bij montage (hgbp_opt>0) en ingebruikname (hgbp_
sel>0).
-
Omgevingsregeling voor overspanningscorrectie
De meeste ingangen naar de functie zijn nodig voor bepaling van het
werkgebied voor het compressorbedrijfsbereik. Iedere compressor
heeft zijn eigen unieke stijgingscondities die kunnen worden
vastgelegd om de prestaties te bepalen. De regelaar bepaalt de
bedrijfscondities die kunnen leiden tot overspanning van de
compressor en activeert de omgevingsregelklep om overspanning te
voorkomen totdat de bedrijfsparameters van de koelmachine in een
veilige zone in de curve zitten waar de klep weer kan worden gesloten.
-
Omgevingsregeling voor bedrijfsstatus lage last
Hierbij wordt de omgevingsregelklep geopend om te voorkomen
dat er een herstart plaatsvindt. De omgevingsregelklep blijft geopend
totdat deze situatie voorbij is en er geen overspanning meer is.
-
Combinatie van overspanningscorrectie en bedrijfsstatus lage
last
Als deze optie wordt geselecteerd, worden zowel de EC voor
overspanningscorrectie als de EC voor bedrijfsstatus lage last
uitgevoerd. Overspanning heeft een hogere prioriteit als aan beide
voorwaarden wordt voldaan.
5.12 - Regeling luchtklep economizer
De luchtklepregeling van de economizer moet het drukverschil in
stand houden tussen de verdamperdruk en de economizerdruk. De
druk in de economizer moet altijd hoger worden gehouden dan de
druk in de verdamper.
Als het type koelmachine (configuratiemenu – fabrieksparameters)
is geconfigureerd naar 19XR2~E/V/D en zonder deze elektrische
luchtklep, wordt deze functie overgeslagen.
Als de koelmachine voor het eerst wordt ingeschakeld, krijgt de
luchtklep het signaal om te sluiten. Als de compressor wordt
uitgeschakeld, krijgt de luchtklep het signaal om te sluiten.
De luchtklep werkt op basis van de volgende tabel:
Voorwaarde
Koelmachine voor het eerst ingeschakeld
Bedrijfsonderbreking compressor
Vertraging tijdens werking luchtklep
Economizerdruk > verdamperdruk + luchtklep
open DB
Economizerdruk < verdamperdruk + luchtklep
dicht DB
Anders
Regeling luchtklep economizer - 1
Als de luchtklep het signaal krijgt om open te gaan gedurende 5
aaneengesloten minuten, en de luchtklep is niet volledig geopend,
dan moet het regelsysteem een alert 154 afgeven.
Status luchtklep economizer
Volledig dicht
Volledig dicht
Volledig dicht
Open
Dicht
Blijf in de huidige positie
Als de luchtklep het signaal krijgt om dicht te gaan gedurende 5
aaneengesloten minuten, en de luchtklep is niet volledig gesloten, dan
moet het regelsysteem een alert 154 afgeven.
Als de compressor draait en als de economizerdruk lager dan of
gelijk aan de verdamperdruk wordt, dan moet alarm 268 worden
uitgeschakeld en wordt de compressor stopgezet.
5.13 - Dampbron luchtklep
Voor de 19XRC verbeterde unit is er een dampbronluchtklep die
wordt geregeld door een NC(normaal dicht als de klepbatterij
spanningsloos is) magneetklep en het drukverschil tussen
luchtklepcapaciteit en doorstroom.
De magneetklep is dicht als de koelmachine niet draait, en blijft
gesloten tot na een vertragingsperiode nadat de koelmachine opstart
(vertragingstimer vssv_dly is configureerbaar in tabel CONF_OPT).
En nadat deze timer is onderbroken, met de magneetklep weer
bekrachtigd zijn.
5.14 - Capaciteitsbegrenzing
De besturing van de 19-serie PIC 5+ kan de GEMIDDELDE
LASTSTROOM of motor KILOWATT beperken door vermogen
te beperken via regeling geleideschoep /VFD-regeling. De toegepast
begrenzing heet ACTIEVE CAPACITEITSBEGRENZING, wat
gelijk is aan een BASISWAARDECAPACITEITSBEGRENZING
(in te stellen in het SETPUNT-scherm, standaardwaarde 100%), of
te bepalen door INGANG AUTO CAPACITEITSBEGRENZING
(een optionele 4-20 mA ingang, hieronder beschreven). ACTIEVE
CAPACITEITSBEGRENZING kan ook worden geforceerd om
af te wijken van de BASISCAPACITEITSBEGRENZING door
handmatig af te wijken van de waarde (dwingend) en een waarde
te schrijven via een CCN-netwerksysteem.
Als de BRON CAPACITEITSBEGRENZING de ACTIEVE
CAPACITEITSBEGRENZING overschrijdt met 5% of minder,
d a n w o rd t h e t v e r m o g e n g e s t o p t . A l s d e B RO N
C A PA C I T E I T S B E G R E N Z I N G d e A C T I E V E
CAPACITEITSBEGRENZING overschrijdt met meer dan 5%,
dan wordt het vermogen verminderd.
De regeloptie capaciteitsbegrenzing — de regeloptie
c a p a c i t e i t s b e g r e n z i n g
CAPACITEITSBEGRENZING) wordt extern geregeld met een
signaal van 4 tot 20 mA. De optie is staat in het
CONFIGURATIEMENU/ALGEMEEN CONFIGURATIE
scherm. Indien ingeschakeld, 4 mA stelt ACTIEVE
CAPACITEITSBEGRENZING in op 100% van de BRON
CAPACITEITSBEGRENZING (ongeacht de waarde van de
BASISCAPACITEITSBEGRENZING), en 20 mA stelt ACTIEVE
CAPACITEITSBEGRENZING in op de waarde die is
geconfigureerd als "CAPACITEITSBEGRENZING BIJ 20 mA"
in het scherm CONFIGURATIEMENU/SERVICEPARAMETER.
( 4 - 2 0
m A
T Y P E
25