Belichtingscompensatie instellenN
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera
is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi d/s/f.
De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van
1/3 stop. De belichtingscompensatie-indicator in de zoeker en op het LCD-paneel kan
de instelling echter alleen tot ±3 stops weergeven. Als u de belichtingscompensatie
op meer dan ±3 stops wilt instellen, gebruikt u het Snelinstelwiel (pag. 49) of volgt u
de aanwijzingen voor [z2: Bel.corr./AEB] op de volgende pagina.
Langere belichting voor een
lichtere opname
Kortere belichting voor een
donkerdere opname
Als [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] (pag. 142) niet is ingesteld op
[Deactiveren], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs wanneer er een kortere belichtingscompensatie is ingesteld.
De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs
nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet.
Nadat u de waarde voor de belichtingscompensatie hebt ingesteld, kunt
u de schakelaar <R> naar rechts zetten om te voorkomen dat de
waarde voor de belichtingscompensatie per ongeluk wordt gewijzigd.
Indien de waarde voor belichtingscompensatie hoger is dan ±3 stops, wordt bij het
uiteinde van de indicator voor het belichtingsniveau <I> of <J> weergegeven.
Controleer de indicator voor het
1
belichtingsniveau.
Druk de ontspanknop half in (0) en
controleer de belichtingsniveau-indicator.
Stel de waarde voor de
2
belichtingscompensatie in.
Draai aan het instelwiel <5> terwijl u
in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt.
Indien deze niet kan worden ingesteld, zet u
de schakelaar <R> naar links en
draait u vervolgens aan het instelwiel <5>.
Maak de opname.
3
Om de belichtingscompensatie
te annuleren, stelt u deze weer in
op <E>.
169