kolommen van de ΣDAT matrix. Voor deze toepassing moet de ΣDAT-
variable tenminste twee kolommen bezitten.
Voorbeeld: een lineaire relatie plaatsen in de gegevens uit de tabel
hieronder:
• Voer eerst de twee kolommen gegevens in de ΣDAT-variabele met de
Matrixschrijver en functie STOΣ.
• Gebruik de volgende toetsencombinatie om het programma
: te activeren: ‚Ù˜˜@@@OK@@@. Het invoerscherm geeft de
data..
huidige ΣDAT weer die al geladen is. Verander indien nodig het setup-
scherm naar de volgende parameters voor een lineaire plaatsing:
• Druk op @@OK@@ om de gegevens te plaatsen. De uitvoer van dit
programma, hieronder weergegeven voor onze gegevensset, bestaat in
de RPN-modus uit de volgende drie regels:
Niveau 3 toont het soort vergelijking. Niveau 2 toont de coëfficiënt van de
steekproefcorrelatie en niveau 1 toont de covariantie van x-y. Raadpleeg
hoofdstuk 18 in de gebruikshandleiding voor definities van deze
parameters.
Raadpleeg hoofdstuk 18 in de gebruikshandleiding voor meer informatie
over de mogelijkheid tot gegevensplaatsing van de rekenmachine.
Blz. 16-5
3: '0.195238095238 + 2.00857242857*X'
2: Correlation: 0.983781424465
1: Covariance: 7.03
x
y
0
0.5
1
2.3
2
3.6
3
6.7
4
7.2
5
11
3. Fit