→ C(x,y)
Vormt het complexe getal (x,y) uit de reële getallen x en y
R
ABS(z)
Berekent de grootte van een complex getal.
ARG(z)
Berekent het argument van een complex getal.
Berekent een complex getal met eenheidgrootte als z/
SIGN(z)
|z|.
NEG(z)
Wijzigt het merkteken van z
Produceert de complexe geconjugeerde grootheid van z
CONJ(z)
Hieronder volgen voorbeelden van toepassingen van deze functies in
RECT-coördinaten. Vergeet niet dat in de ALG-modus de functie voor het
argument moet staan, terwijl in de RPN-modus het argument eerst moet
worden ingevoerd en daarna de functie moet worden geselecteerd. Deze
functies kunt u ook als softmenulabels krijgen door de instelling van
systeemvlag 117 te wijzigen (zie hoofdstuk 2).
Menu CMPLX via het toetsenbord
Er kan een tweede CMPLX-menu geactiveerd worden via de optie rechts-
shift samen met de toets 1, dus ‚ß. Als systeemvlag 117 is
ingesteld op CHOOSE-boxes , verschijnt het toetsenbordmenu CMPLX als
volgt op het scherm:
Blz. 4-5