L@@@OK@@@ om naar het normale scherm van de rekenmachine terug te
keren.
• Ga naar de PLOT WINDOW-omgeving door op „ò te drukken
(tegelijkertijd indrukken in de RPN-modus). Gebruik een bereik van –4
tot 4 voor de H-VIEW en druk dan op @AUTO om automatisch de V-VIEW
te genereren. Het PLOT WINDOW-scherm ziet er als volgt uit:
• Plot de grafiek: @ERASE @DRAW (wacht tot de rekenmachine klaar is met de
grafieken)
• Om labels te bekijken: @EDIT L @LABEL @MENU
• Om terug te keren naar het eerste grafiekenmenu: LL@) P ICT
• Om de curve te traceren: @TRACE @@X,Y@@ . Gebruik de rechter- en
linkerpijltoetsen (š™) om de curve te verplaatsen. De coördinaten
van de punten die u traceert worden onderaan in het scherm
weergegeven. Controleer dat voor x = 1.05 , y = 0.0231. Controleer
dat ook voor x = -1.48 , y = 0.134. Hier ziet u de afbeelding van de
grafiek in de traceermodus:
• Druk op L@CANCL om terug te keren naar het menu en de PLOT
WINDOW-omgeving. Druk op L@@OK@@ om terug te keren naar
normale weergave.
Een tabel genereren van waarden voor een
functie
De combinaties „õ(E) en „ö(F), tegelijkertijd indrukken
in de RPN-modus, laat de gebruiker een tabel van waarden van functies
maken. We maken als voorbeeld een tabel van de functie Y(X) = X/(X+10)
in het bereik -5 < X < 5 aan de hand van de volgende aanwijzingen:
Blz. 10-3