Hoofdstuk 7
Bewerkingen met lijsten
Lijsten in een rekenmachine kunnen nuttig zijn voor gegevensverwerking.
Dit hoofdstuk laat voorbeelden zien van bewerkingen met lijsten. Om te
beginnen met de voorbeelden in dit hoofdstuk gebruiken we de
Approximate-modus (zie hoofdstuk 1).
Lijsten aanmaken en opslaan
Druk eerst op de haakjestoets „ä en voer dan de elementen van de
lijstlijst in om een lijstlijst aan te maken in de ALG-modus. De elementen
dienen door komma's (‚í). gescheiden te worden. De volgende
toetsencombinaties voeren de lijstlijst {1.,2.,3.,4.} in en slaan deze op in
variabele L1.
„ä1‚í2‚í3‚í4
™K~l1`
Dezelfde lijstlijst invoeren in de RPN-modus vereist de volgende
toetsencombinaties:
„ä1#2#3#4`
³~l1`K
Bewerkingen met getallenlijsten
Voer de volgende lijsten in de corresponderende variabelen in en sla deze
op om bewerkingen met getallenlijsten te illustreren.
L2 = {-3.,2.,1.,5.} L3 = {-6.,5.,3.,1.,0.,3.,-4.} L4 = {3.,-2.,1.,5.,3.,2.,1.}
Veranderend teken
De verander-tekentoets (\) verandert het teken van alle elementen in de
lijst wanneer toegepast op een getallenlijst. Bijvoorbeeld:
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen
Het vermenigvuldigen en delen van een lijst met een enkel getal wordt
verdeeld over de lijst. Bijvoorbeeld:
Blz. 7-1