Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

284
Verzorging van de auto
dekking van het voertuig.
Raadpleeg het garantieboekje voor
meer informatie.
Bandendrukcontrole-

systeem

Voorzichtig
Wijzigingen aan het bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS),
aangebracht door elke andere
instantie dan de erkende
werkplaats, kunnen ertoe leiden
dat toestemming voor gebruik van
het systeem wordt ingetrokken.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem maakt gebruik van radio- en
sensortechnologie om de banden-
spanning te controleren. De
TPMS-sensoren bewaken de lucht-
druk in de banden van de auto en
versturen de drukmeetwaarden naar
een ontvanger die zich in de auto
bevindt.
Elke band, inclusief de reserveband
(indien aanwezig), moet maandelijks
in koude toestand worden gecontro-
leerd en op druk worden gebracht
volgens de aanbevolen banden-
spanning van het autoplaatje of
bandenspanningslabel. (Indien de
bandenmaat afwijkt van de maat op
het autoplaatje of bandenspannings-
label, moet u zelf de juiste banden-
spanning voor deze banden
achterhalen.)
De auto heeft als extra veiligheids-
voorziening een bandenspannings-
controlesysteem (TPMS) waarbij
een indicator voor lage banden-
spanning oplicht indien de druk in
een of meerdere banden aanmerke-
lijk lager is dan aanbevolen.
Als deze indicator voor lage
bandenspanning brandt, moet u zo
snel mogelijk stoppen, de banden
controleren en deze weer op de
juiste spanning brengen. Het rijden
op een band met een veel te lage
bandenspanning kan oververhitting
van de band en een lekke band tot
gevolg hebben. Een te lage banden-
spanning leidt ook tot een hoger
brandstofverbruik, snellere slijtage
van het bandenprofiel en een
verminderd rij- en remgedrag van
de auto.
Houd er rekening mee dat het
TPMS geen vervanging is voor het
voorgeschreven bandenonderhoud.
De bestuurder blijft verantwoordelijk
voor handhaving van de banden-
spanning, ook als de TPMS-indi-
cator nog niet brandt bij een te lage
bandenspanning.
De auto heeft eveneens een
TPMS-storingsindicator dat in
werking treedt als het systeem niet
goed functioneert. De TPMS-sto-
ringsindicator is gecombineerd met
de indicator voor lage bandenspan-
ning. Als het systeem een storing
detecteert, zal de indicator
gedurende ongeveer één minuut
knipperen en daarna continu blijven
branden. Zolang de storing
aanwezig is, zal dit zich blijven
herhalen als de auto wordt gestart.
Bij een brandende storingsindicator
is het systeem mogelijk niet in staat
om een lage bandenspanning te
detecteren of te melden. TPMS-sto-
ringen kunnen verschillende
oorzaken hebben. Ook montage van
of vervanging door andere banden
of wielen kan ertoe leiden dat het
TPMS niet goed werkt. Controleer

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave