Een regressiemodel definiëren
Hoekinstelling
De correlatie
kiezen
98
3. Geef de gegevenskolommen ONAFHANKELIJK,
AFHANKELIJK en (indien van toepassing)
FREQUENTIE op. Sorteren vindt plaats op de
onafhankelijke kolom. Als bijvoorbeeld Leeftijd C1 is
en Inkomen C2 en u wilt sorteren op Inkomen, maakt
u C2 tot de onafhankelijke kolom voor het sorteren en
C1 tot de afhankelijke kolom.
Als u slechts één kolom wilt sorteren, kiest u Geen
–
voor de afhankelijke kolom.
Voor statistieken met één variabele en twee
–
gegevenskolommen geeft u de frequentiekolom
op als afhankelijke kolom.
4. Druk op
.
De symbolische weergave bevat een expressie (Fit1 t/m
Fit5) waarmee het regressiemodel, of de "correlatie",
wordt gedefinieerd voor gebruik tijdens de
regressieanalyse van elke gegevensset met twee
variabelen.
U kunt op drie manieren een regressiemodel selecteren:
De standaardoptie accepteren voor het correleren
•
van de gegevens aan een rechte lijn.
Selecteer een van de beschikbare opties voor
•
correlatie in de symbolische weergave.
Voer uw eigen wiskundige expressie in de
•
symbolische weergave in. Deze expressie wordt
geplot, maar wordt niet gecorreleerd aan de
gegevenspunten.
U kunt de modus voor hoekmeting negeren tenzij bij uw
correlatiedefinitie (in de symbolische weergave) een
trigonometrische functie is betrokken. In dat geval moet u
in de symbolische instellingen opgeven of de
trigonometrische eenheden moeten worden
geïnterpreteerd als graden of radialen.
Y
1. Druk op
openen. Markeer het Type nummer (Type1 t/m
Type5) dat u wilt definiëren.
om de symbolische weergave te
De toepassing 2var. statistieken