De
inferentiemetho
de selecteren
Toepassing Inferentie
Hypothesetests
T-test: μ
– μ
, de
1
2
T-test op het
verschil tussen
twee gemiddelden
Als u een van de hypothesetests kiest, kunt u de
alternatieve hypothese kiezen voor een test tegen de
nulhypothese. Voor iedere test hebt u drie mogelijke
keuzen voor een alternatieve hypothese op basis van een
kwantitatieve vergelijking van twee grootheden. De
nulhypothese geeft altijd aan dat de twee grootheden
gelijk zijn. De alternatieve hypotheses betreffen dus de
gevallen waarin de twee grootheden ongelijk zijn: <, >
en ≠.
In deze sectie gebruiken we de voorbeeldgegevens voor
de Z-test op 1 gemiddelde om te laten zien hoe de
toepassing werkt en welke kenmerken de verschillende
weergaven bevatten.
2. Selecteer de inferentiemethode Hypothesetest.
Selecteer
Hypothesetest
3. Definieer het type test.
\
Z–test: 1 μ
Betrouwbaarheidsinter-
vallen
T-int: μ
– μ
, het
1
2
betrouwbaarheidsinterval voor
het verschil tussen twee
gemiddelden, gebaseerd op
de T-verdeling van studenten
111