Matrixfuncties en -opdrachten
Informatie over
functies
Informatie over
opdrachten
Argumentconventies
Matrices
Functies kunnen worden gebruikt in elke toepassing
•
of in Start. Zij worden weergegeven in het menu
Wiskunde onder de categorie Matrix. Zij kunnen
worden gebruikt in wiskundige expressies,
hoofdzakelijk in Start, en in programma's.
Functies leveren altijd een resultaat op en geven dit
•
ook weer. Zij brengen geen verandering aan in
opgeslagen variabelen, zoals een matrixvariabele.
Functies hebben argumenten die tussen haakjes staan
•
en van elkaar zijn gescheiden door komma's,
bijvoorbeeld
CROSS(vector1,vector2 ). De matrixinvoer kan de
naam van een matrixvariabele (zoals M1) of de
daadwerkelijke matrixgegevens tussen haakjes zijn.
Bijvoorbeeld CROSS(M1,[1,2]).
Matrixopdrachten staan in het menu CMDS (
in de matrixcategorie.
Raadpleeg het hoofdstuk met de titel Programmeren voor
meer informatie over matrixopdrachten.
Het verschil tussen functies en opdrachten is dat een
functie kan worden gebruikt in een expressie.
Opdrachten kunnen niet worden gebruikt in een
expressie.
Geef voor rij# of kolom# het nummer van de rij
•
(gerekend van bovenaan, te beginnen bij 1) of het
nummer van de kolom (gerekend vanaf links, te
beginnen bij 1) op.
Het argument matrix kan verwijzen naar een vector of
•
een matrix.
S
),
CMDS
221