5
Tutorial Systeemconfiguratie
Regels voor sensorpositie
5.3
Invoerformulier sensorgegevens
Klik op de knop Sensorgegevens uiterst links van de voortgangsbalk. Dit opent het
invoerformulier voor sensorgegevens. Selecteer eerst het aantal sensoren dat in de installatie
wordt gebruikt. Sensorafstand (vanaf de voorzijde van het voertuig) en hoogte (boven de grond)
moeten vervolgens in het invoerformulier sensorgegevens worden ingevoerd. Voer alle gegevens
in op 2 decimalen (d.w.z. 2,00 in plaats van 2 of 2,0). Nauwkeurigheid van +/- 5 cm is voldoende
voor alle metingen. Als geldige sensorposities zijn ingevoerd, zal de configuratiesoftware de
vereiste hulshoek en het sensortype aangeven. Een positieve hulshoek (+) geeft aan dat de huls
naar boven wijst om gronddetectie te voorkomen. De sensortypen "Zwart" en "Wit" kunnen
worden onderscheiden door de kleur van de achterkant van de sensor.
Invoerformulier sensorgegevens met sensortypen
en aanbevolen hulshoeken gemarkeerd.
28
Als de sensorposities door de configuratiesoftware zijn bevestigd als geldig, sla dan de
sensorconfiguratie op. Laat de bestandsextensie als .bsc. Eerder opgeslagen sensorconfiguraties
kunnen worden gebruikt door in het bestandsmenu op "Openen" te klikken.
De knop Sensorgegevens bevat een groene lijn onder de knop, die aangeeft dat die fase is voltooid.
Voortgangsbalk met voertuiggegevens en sensorgegevens voltooid.
5.4
De hardware installeren
Op dit punt zijn de invoerformulieren voertuig- en sensorgegevens voltooid. Het systeem vereist
nu enkele testen die voltooid moeten worden om de correcte installatie te bevestigen. Bepaalde
testen zijn verplicht en sommige kunnen worden overgeslagen, maar Brigade raadt ten zeerste
aan dat alle testen worden uitgevoerd om te bevestigen dat het systeem correct is geïnstalleerd.
Om deze testen uit te voeren, moet de hardware in het voertuig worden geïnstalleerd en moeten
de sensoren met de juiste nummers worden geprogrammeerd. Voor meer informatie over de
hardware-installatie, zie Sectie 6. Voor specifieke informatie over het programmeren van de sensor,
ga naar Sectie 6.8.
5.5
Verbinding met het algoritme-ECU
Sluit de PC aan op de USB-connector op het algoritme-ECU. Een USB-verlengkabel kan nodig
zijn om comfortabel gebruik te maken van de PC. Als het algoritme-ECU verbonden is met de
configuratiesoftware schakelt het over naar de configuratiemodus, wat wordt aangegeven door
een knipperend groen lampje op de zoemer. De ECU blijft in de configuratiemodus totdat het
systeem opnieuw wordt opgestart.
Als de ECU is ingeschakeld en via de USB-aansluiting verbonden is met de PC, moet het
poortnummer verschijnen in de vervolgkeuzelijst "COM-poort". Als het poortnummer niet
verschijnt, klik op de knop "COM-poorten vernieuwen". Houd er rekening mee dat de
poortnummers voor andere ongerelateerde, verbonden apparaten ook kunnen verschijnen in de
vervolgkeuzelijst "COM-poort". Bij twijfel, ontkoppel de andere apparaten voordat u verbinding
maakt met de ECU en klik op de knop "COM-poorten vernieuwen".
ECU-verbindingsgebied met algoritme-ECU gereed voor verbinding.
COM-poort kan elk nummer zijn.
Selecteer dit poortnummer en klik op "Verbinden". Als de ECU is ingeschakeld, moet de
zoemerdisplay een knipperend groen licht weergeven op de LED voeding/storing. Als de
verbinding geslaagd is en er geen eerdere tests zijn uitgevoerd, verschijnt het volgende bericht.
Succesvol verbonden met een nieuw algoritme-ECU.
29