Geavanceerde HemoSphere -monitor
nauwkeurigheid van de continue SVR-meting kan daarom niet worden gegarandeerd. Om de
kwaliteit van de analoge signalen goed te kunnen bepalen, helpt het als u regelmatig de MAP- en
CVD-waarden die worden weergegeven op de externe monitor vergelijkt met de waarden die worden
weergegeven op het fysiorelatiescherm van de geavanceerde HemoSphere -monitor. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het externe invoerapparaat voor gedetailleerde informatie met betrekking
tot nauwkeurigheid, kalibratie en andere variabelen die invloed kunnen hebben op het analoge
uitgangssignaal van de externe monitor. (hoofdstuk 6)
•
Gebruik een virusscanner op een USB-stick voordat deze wordt geplaatst, om infectie met virussen
of malware te voorkomen. (hoofdstuk 8)
•
Duw de module niet met kracht in de sleuf. Schuif en klik de module met gelijkmatige druk op zijn
plaats. (hoofdstuk 9)
•
Onnauwkeurige metingen van de cardiac output kunnen worden veroorzaakt door:
•
onjuiste plaatsing of positie van de katheter;
•
te grote variaties in bloedtemperatuur longslagader. Enkele voorbeelden die BT-variaties
veroorzaken omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
* postoperatieve status na cardiopulmonale bypass
* centraal toegediende gekoelde of verwarmde oplossingen van bloedproducten
* gebruik van apparaten voor sequentiële compressie;
•
stolselvorming op de thermistor;
•
anatomische afwijkingen (bijvoorbeeld hart-shunts);
•
overmatig bewegen door de patiënt;
•
interferentie van een elektrocauterisatie- of een elektrochirurgische eenheid.
•
Snelle veranderingen in cardiac output.
(hoofdstuk 9)
•
Onnauwkeurige metingen van de 20-secondenflowparameters kunnen worden veroorzaakt door:
•
onjuiste plaatsing of positie van de katheter;
•
Onjuist op nul gezette en/of niet-waterpas staande transducer
•
Overmatig of onvoldoende gedempte druklijn
•
Aanpassingen aan de PAP -lijn die zijn gedaan na de start van de bewaking
(hoofdstuk 9)
•
Raadpleeg bijlage E om er zeker van te zijn dat de berekeningsconstante hetzelfde is als
gespecificeerd in de bijsluiter bij de katheter. Indien de berekeningsconstante afwijkend is, voer dan
de gewenste berekeningsconstante handmatig in. (hoofdstuk 9)
•
Plotselinge veranderingen in de bloedtemperatuur in de longslagader, zoals veroorzaakt door
bewegingen van de patiënt of door toediening van het bolusmiddel, kunnen ervoor zorgen dat een
iCO of iCI-waarde wordt berekend. Injecteer zo snel mogelijk na het verschijnen van de melding
Injecteren, om zo foutief geactiveerde curves te voorkomen. (hoofdstuk 9)
•
Gebruik een FloTrac -sensor of TruWave -transducer niet na de aangegeven 'Uiterste
gebruiksdatum'. Bij producten die na deze datum worden gebruikt, kunnen de prestaties van de
transducer of de slang verslechterd zijn, of kan de steriliteit aangetast zijn. (hoofdstuk 10)
•
Wanneer de HemoSphere -drukkabel te vaak valt, kan de kabel beschadigd raken en/of een storing
gaan vertonen. (hoofdstuk 10)
•
De effectiviteit van FT-CO-metingen bij pediatrische patiënten is niet geëvalueerd. (hoofdstuk 10)
•
Onnauwkeurige FT-CO-metingen kunnen worden veroorzaakt door factoren zoals:
•
onjuist op nul gestelde en/of horizontaal geplaatste sensor/transducer;
•
overmatig of onvoldoende gedempte druklijnen;
•
overmatige variaties in bloeddruk. Enkele aandoeningen die BD-variaties veroorzaken
omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
47
Veiligheid en symbolen