BS/4
DeltaSol
®
ANL:
Installatiekeuze
Instelbereik: 1 ... 3
Fabrieksinstelling: 1
ANL 1
ANL 3
Veiligheidsvraag:
S MX
Maximumtemperatuur boiler
Instelbereik:
4 ... 95 °C [40 ... 200 °F]
ANL 3:
4 ... 90 °C [40 ... 190 °F]
Stapgrootte: 1 K [2 °Ra]
Fabrieksinstelling: 60 °C [140 °F]
nMN
Toerentalregeling
Instelbereik: 30 ... 100
Stapgrootte: 5 %
Fabrieksinstelling: 30
Bevestiging
4. Installatie
Î Stel het gewenste installatieschema voor de zonne-
energie-installatie in.
Zie voor een gedetailleerde beschrijving van de te selecteren
installatieschema's hoofdst. 1.4.
Schemaoverzicht:
ANL 2
ANL 1: standaard zonne-energie-installatie
ANL 2: zonne-energie-installatie met bijverwarming
ANL 3: standaard zonne-energie-installatie met afvoer van
overtollige warmte
Als de installatiekeuze achteraf wordt gewijzigd, gaan alle
eerder gemaakte instellingen verloren. Daarom wordt na
elke instelling in het kanaal ANL een veiligheidsvraag gesteld.
Bevestig de veiligheidsvraag alleen als het instal-
latieschema daadwerkelijk moet worden gewijzigd!
Î Druk om de veiligheidsvraag te bevestigen op knop 3
5. Maximumtemperatuur van de boiler
Î Stel de gewenste maximumtemperatuur van de boiler in
Aanwijzing:
De regelaar is voorzien van een niet-instelbare
nooduitschakelfunctie die het systeem deacti-
veert, zodra de boiler een temperatuur van 95 °C
[200 °F] bereikt.
6. Minimumtoerental
Î Stel het minimumtoerental voor de betreffende pomp in
Aanwijzing:
Als niet-toerentalgeregelde verbruikers (bv. ven-
tielen) worden aangesloten, moet het minimale
toerental voor het betreffende relais worden
ingesteld op 100.
Het inbedrijfstellingsmenu afsluiten
Na het laatste kanaal van het inbedrijfstellingsmenu wordt
om een bevestiging van de in het inbedrijfstellingsmenu
uitgevoerde instellingen gevraagd.
Î Om de in het inbedrijfstellingsmenu gedane instellingen
te bevestigen, drukt u op knop 3
Nu is de regelaar bedrijfsklaar met de voor het geselecteerde
installatieschema typische instellingen.
De in het inbedrijfstellingsmenu gedane instellingen kunnen
ook na de inbedrijfstelling op elk gewenst moment in het
betreffende instelkanaal worden gewijzigd. Extra functies
en opties kunnen natuurlijk ook worden geactiveerd en
ingesteld (zie hoofdst. 4.2).
17 |