FLUXUS F808
14
Datalogger
De transmitter heeft een datalogger waarin de gegevens tijdens het meten kunnen worden bewaard.
De volgende gegevens kunnen worden opgeslagen:
• datum
• tijd
• meetpuntnummer
• buisparameters
• mediumparameters
• sensorgegevens
• meetpad (reflectie-of doorstralingsopstelling)
• sensorafstand
• dempingsgetal
• log interval
• meetgrootheid
• maateenheid
• waarde van de hoeveelheidsteller (indien de totalisatoren zijn geactiveerd)
• diagnosewaarden (indien de opslaag van de diagnosewaarden is geactiveerd)
Om de gegevens op te slaan, moet het meetwaardegeheugen geactiveerd worden.
Het beschikbare meetwaardegeheugen kan in beeld gebracht worden.
14.1
De datalogger activeren/deactiveren
Uitgangsopties\...\Opsl. meetgegev.
• Kies de programmavertakking Uitgangsopties.
• Druk op ENTER totdat Opsl. meetgegev. in beeld verschijnt.
• Kies ja om de datalogger te activeren, nee om hem te deactiveren.
• Druk op ENTER.
14.2
Het log interval instellen
Het log interval is de frequentie waarmee de meetwaarden overgedragen of opgeslagen worden. Als het log interval niet
ingesteld wordt, wordt de voor het laatst gekozen log interval gebruikt.
De aanbevolen log interval bedraagt min. 4 s.
Uitgangsopties\...\Log interval
• Kies een log interval of EXTRA.
• Druk op ENTER.
Deze weergave verschijnt alleen, als Opsl. meetgegev. en/of Seriele uitgang geactiveerd zijn.
Uitgangsopties\...\Log interval\EXTRA
• Als u EXTRA heeft gekozen, toetst u het log interval in.
• Druk op ENTER.
14.3
De datalogger configureren
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Opslaan
• Kies Spec. functie\SYSTEEM inst.\Opslaan.
• Druk op ENTER.
UMFLUXUS_F808V2-2NL, 2020-06-25
14 Datalogger
14.1 De datalogger activeren/deactiveren
117