3 .
H O E T E B E G I N N E N
L1
L2
L3
N
PE
Fig. 6
Standaard bedrading.
Dit hoofdstuk beschrijft in het kort de installatieproce-
dure voor de basisfuncties soft starten en soft stoppen
door gebruik te maken van de "spanningsaanloop"-
functie.
WAARSCHUWING! Het monteren, bedraden en in
!
bedrijf stellen van het apparaat dient te worden
uitgevoerd door correct getraind personeel. Zorg
er voor het installeren voor dat de installatie in
overeenstemming met hoofdstuk 6. pagina 24 en
onderstaande checklist is.
3.1
Checklist
• Monteer de softstarter in overeenstemming met
hoofdstuk 6. pagina 24.
• Houd rekening met het vermogensverlies bij de
opgegeven stroom wanneer u de afmetingen van
een kast vaststelt. De maximale omgevingstempera-
tuur is 40°C (zie hoofdstuk 12. pagina 74).
• Sluit het motorcircuit in overeenstemming met Fig.
6 aan.
• Sluit de veiligheidsaarde aan.
• Sluit de stuurspanning aan op de aansluitklemmen
01 en 02 (100-240 VAC).
• Sluit relais K1 (aansluitklemmen 21 en 22) aan op
de hoofdschakelaar. De softstarter bestuurt dan de
schakelaar.
• Sluit de aansluitklemmen 12 en 13 aan op bijvoor-
beeld een éénpolige hoofdschakelaar of een PLC,
enz., om het softstarten/softstoppen
sturen.
• Controleer of de motor en de voedingsspanning
corresponderen met de waarden op het typeplaatje
van de softstarter.
• Zorg ervoor dat de installatie voldoet aan de desbe-
treffende plaatselijke regelgeving.
1) Menu 006 moet op 01 worden gezet voor het geven van start /
stop commando's vanaf het toetsenbord.
10
HOE TE BEGINNEN
L1 L2 L3 PE
01 02 PE
21
22
23
K1
K2
T1
T2
T3
PE
11 12
13
14
15
16 17
1
0
start
/stop
U
V
W
PE
M
3 ~
1
aan te kunnen
Q1
24
33
31
32
69 70
K3
18
19
75 76
77
3.2
Hoofdfuncties/Applicaties
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat alle veiligheids-
!
maatregelen genomen zijn voordat u de voeding
aanzet.
Zet de voeding aan (normaal gesproken 1 x 230 V),
alle segmenten in het display en de twee LEDs zullen
enkele seconden verlicht zijn. Dan zal het display menu
001 te zien geven. Een verlicht display geeft aan dat er
voedingsspanning op de printplaat staat. Controleer of
u netspanning op de netschakelaar heeft of op de thy-
ristoren. De instellingen worden uitgevoerd in over-
eenstemming met onderstaande gegevens:
LET OP! De hoofdfunctie wordt gekozen afhankelijk van de
toepassing. De tabel Toepassinglijst (tabel 1, pagina 15),
geeft informatie hoe de juiste functie te kiezen.
3.3
Motorgegevens
Stel de gegevens in volgens het motorplaatje, zodat de
optimale instelling voor starten, stoppen en motorbe-
veiliging bereikt wordt.
LET OP! De fabrieksinstellingen zijn voor een standaard 4-
polige motor in overeenstemming met het nominale
vermogen van de softstarter. De softstarter zal zelfs
werken als er geen specifieke motorgegevens gekozen
worden, maar de prestaties zullen niet optimaal zijn.
03-F17