7.18 Analoge uitgang
De softstarter kan stroom, spanning en vermogen op de
analoge uitgang weergeven, voor het aansluiten op een
PLC of uitleesinstrument. De uitgang kan op 4 ver-
schillende manieren worden geconfigureerd, 0-10V, 2-
10V, 0-20mA of 4-20mA. Om de analoge uitgang te
configuren, gaat men als volgt te werk:
1. Sluit het instrument aan op aansluitklem 19 (+) en
15 (-).
Aansluitklem
Fig. 51 Bedrading voor analoge uitgang.
2. Zet jumper J2 op de printplaat in de spannings- (U)
of stroom- (I) signaalstand. De fabrieksinstelling is
spanning (U). Zie Fig. 52, pagina 52 en Fig. 24,
pagina 28.
J1
I
U
Fig. 52 Instelling van de stroom- of spanningsuitgang.
3. Stel de parameter in menu 054.
0 5 4
o F
F
Fabrieksinst
oFF
Instelbereik
oFF, 1, 2
oFF
De analoge uitgang is gedeactiveerd
De analoge uitgang is ingesteld op
1
0-10V/0-20mA
De analoge uitgang is ingesteld op
2
2-10V/4-20mA
52
FUNCTIONELE BESCHRIJVING SET-UP MENU
J2
J1
I
U
I
U
03-F53
J2
I
U
Analoge uitgang
4. Kies een uileeswaarde in menu 055
0 5 5
1
Fabrieksinst
1
Instelbereik
1, 2, 3
Motorstroom (RMS), standaard
1
bereik 0-5 x In
Netspanning (RMS), standaard
2
bereik 0-720V
Asvermogen, standaard bereik 0-2 x
3
Pn
5. Stel de analoge uitgangsversterkingsfactor in om het
instelbereik van de gekozen analoge uitgangswaarde
aan te passen. Menu 056.
0 5 6
1 0 0
Fabrieksinst
100%
Instelbereik
5-150%
Voorbeeld voor de instellingen:
Ingestelde
I
schaal
waarde
100%
0-5xI
n
50%
0-2.5xI
n
Analoge uitgang
Analoge uitgang
versterkingsfactor
U
P
schaal
schaal
0-720V
0-2xP
n
0-360V
0-P
n