6.
Controleer of de apparaatnaam is toegevoegd aan het scherm [Afdrukken en scannen]
of [Printers en scanners].
7.
Sluit het scherm Systeemvoorkeuren af.
De optie-instellingen opgeven
Indien de optieconfiguratie van het apparaat niet automatisch wordt weergegeven, kiest u de optie die
op het apparaat is geïnstalleerd in [Afdrukken en scannen] of [Printers en scanners].
1.
Selecteer [Systeemvoorkeuren...] uit het Apple-menu.
2.
Druk op [Afdrukken en scannen] of [Printers en scanners].
3.
Selecteer het apparaat uit de lijst en klik op [Opties en toebehoren...].
Het printerstuurprogramma voor een netwerkverbinding installeren (OS X/macOS)
135