2. Kopiëren
Basisprocedure voor het kopiëren van
documenten
Plaats het origineel op de glasplaat of in de automatische documentinvoer (ADF) om een kopie te
maken.
• Als de vorige instelling nog actief is, drukt u op [Resetten] voordat u gaat kopiëren.
1.
Druk op [Kopie] op het Home-scherm.
2.
Plaats het origineel.
Zie "Plaats een origineel op de scanner", Gebruikershandleiding (volledige versie).
3.
In het scherm Kopiëren drukt u op [Origineelformaat].
Als de toets niet wordt weergegeven, selecteert u deze in [Origineelinstelling].
4.
Geef het formaat van het origineel op.
Het origineelformaat kan op de volgende drie manieren worden opgegeven:
• Door de papierlade-instellingen te gebruiken
Als [Papierlade-inst. gebruiken] is geselecteerd, scant het apparaat de originelen op basis
van het papierformaat dat in de geselecteerde lade is geplaatst.
• Door een normaal formaat te selecteren
De gebruiker selecteert het origineelformaat uit de normale formaten.
79