Aanwijzingen voor de gebruiker
11.5.7 Koken van vlees en vis
Het voor te bereiden vlees in de oven moet tenminste 1 kg wegen. De rode malse vleessoorten
(rosbief, filet, enz.), of de vleessoorten die van buiten goed gekookt dienen te zijn maar hun sap
binnenin dienen te bewaren, vragen een koken aan een aanhoudende hoge temperatuur
gedurende een korte tijd (200-250°C). De witte vleessoorten, het gevogelte en de vissoorten
vragen een koken aan lage temperatuur (150-175°C).
De ingrediënten voor de saus dienen direct in de ovenschaal geplaatst te worden wanneer de
kooktijd kort is, andersom dienen deze gedurende het laatste half uur toegevoegd te worden. De
vleessoorten kunnen op een bord geschikt voor het koken met de oven gelegd worden ofwel direct
op de grill, waaronder de lekbak ingevoegd wordt voor het opvangen van het sap. De kooktoestand
kan gecontroleerd worden door het vlees met een lepel in te drukken; indien het vlees niet nageeft,
betekent dit dat het juiste kookpunt bereikt werd.
Na beëindigd koken is het aangeraden tenminste 15 minuten te wachten vooraleer het vlees te
snijden, zodat het sap niet uitvloeit. De borden kunnen vooraleer opgediend te worden warm
gehouden worden in de oven aan een minimum temperatuur.
11.5.8 Koken van gebak
De geklopte deeg moet zich moeilijk van de lepel lossen, omdat een excessieve vloeibaarheid
onnodig de kooktijd zou verlengen. Het gebak heeft een matige temperatuur nodig (normaal
inbegrepen tussen 150-200°C) en verlangen een voorverhitting (ongeveer 10 minuten). De deur
mag niet geopend worden voor het verlopen van tenminste ¾ van de kooktijd.
361