Mechanische installatie
4
Voorwaarden voor de montage
4.2.5
Omgevingscondities
4.2.6
Uitgaand vermogen en uitgaand koppel
4.3
Voorwaarden voor de montage
32
Montage- en technische handleiding – Explosieveilige reductoren
De reductoren moeten voldoende worden geventileerd. Er mag geen extra warmtebe-
lasting (bijv. via de koppelingen, flenzen op assen) worden uitgeoefend.
De nominale waarden van het uitgaande koppel en de toegestane radiale krachten
dienen absoluut aangehouden te worden.
Controleer of er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
•
Tijdens het transport en de opslag is de aandrijving niet beschadigd.
•
De specificaties op het typeplaatje van de motorreductor komen overeen met het
spanningsnet.
•
De omgevingstemperatuur moet voldoen aan de gegevens in de technische docu-
mentatie, op het typeplaatje en in de smeermiddelentabel in het hoofdstuk Smeer-
middelen.
•
Er zijn geen gevaarlijke oliën, zuren, gassen, dampen, stralingen, etc. in de omge-
ving aanwezig.
•
De askeerringen aan de uitgaande zijde moeten bij abrasieve omgevingsvoor-
waarden tegen slijtage beschermd zijn.
•
Bij wormwielreductor en SPIROPLAN
externe massatraagheidsmomenten aanwezig kunnen optreden die de reductor in
omgekeerde richting kunnen belasten. Neem daarbij de volgende formule in acht:
η' (omgekeerde richting) = 2 - 1/η
Zelfremming, als n' < 0,5!
•
Bij
speciale constructies
de omgevingsvoorwaarden is uitgevoerd. Neem de gegevens op het typeplaatje in
acht.
®
W-reductoren: Controleer of er geen grote
moet worden gecontroleerd of de aandrijving conform