– Uit: knipperen wordt uitgeschakeld
– omschakelen: knippertoestand wordt omgeschakeld. Voorbeeld: een
permanent ingestelde knippering wordt uitgeschakeld.
5. Functie van de LED-toets: als de actie via een functietoets op de
systeemtelefoon moet worden uitgevoerd, dan bepaalt u de gewenste
instelling voor het gedrag van de toets-LED (zie ook het hoofdstuk Functie
van de toets-LED Op de systeemtelefoon configureren vanaf pagina 219).
6. Tijd voor puls en Tijd voor pauze: met deze tijden stuurt het communica-
tiesysteem Forum 523/524 het knipperritme als het knipperen wordt
ingeschakeld (Opdracht = Aan of Opdracht = omschakelen):
– Tijd voor puls: het knipperlicht is aan.
– Tijd voor pauze: het knipperlicht is uit.
Als het knipperen moet worden uitgeschakeld, (Opdracht = Aan) worden
deze velden niet weergegeven.
Opmerking:
tijden onder 1 seconden kunnen een onritmische indruk maken
en dienen daarom vermeden te worden.
7. Bevestig uw ingave met Toepassen.
Functie van de toets-LED Op de systeemtelefoon
configureren
Voor acties die via een functietoets op een systeemtelefoon uitgevoerd
moeten worden, configureert u het gedrag van de toets-LED met de instelling
Functie van de LED-toets in de configuratiedialoog van de acties. Voor meer
informatie over de programmering van de functietoetsen leest u a.u.b ook het
hoofdstuk Actie uitvoeren via een functietoets op de systeemtelefoon vanaf
pagina 222.
Het gedrag van de toets-LED kan als volgt geconfigureerd worden:
●
Aan: de LED gaat branden zodra de actie op de systeemtelefoon uitge-
voerd wordt.
●
Uit: de LED gaat uit zodra de actie op de systeemtelefoon uitgevoerd
wordt.
●
Status: de LED toont de actuele toestand van het relais. Het communica-
tiesysteem "luistert" op de fieldbus en registreert of een andere bus-deel-
nemer het commmando heeft gegeven voor het schakelen van de actor.
Toepassingsinterfaces
Externe sturing
219