6 Over de units en opties
f1: Verwijder oude thermostaat
f2: Installeer nieuwe gebruikersinterface
f3: Hergebruik oude bedrading
f4: Ontkoppel de oude bedrading van de gasboiler en sluit
deze aan op de nieuwe bedrading
f5: Sluit de nieuwe bedrading aan op de buitenunit
Gasboiler van derden + warm tapwater via tank
Niet mogelijk.
Instelpunt van de gasboiler van derden
Om bevriezing van de waterleidingen te voorkomen, moet de
gasboiler van derden een vast instelpunt ≥55°C, of een
weersafhankelijk instelpunt ≥T
min
T
(°C)
min
60
50
40
30
20
10
0
–30
–25
–20
–15
T
Buitentemperatuur
a
T
Minimaal weersafhankelijk instelpunt voor gasboiler van
min
derden
5.2
Vorstbeveiliging
U moet het systeem beveiligen tegen bevriezing. Dit omvat:
▪ Kiezen tussen glycol en vorstbeveiligingskleppen
▪ Installeren van de bodemplaatverwarming
5.2.1
Glycol of vorstbeveiligingskleppen
Vorst kan het systeem beschadigen. Om de onderdelen van het
hydraulisch circuit tegen vorst te beschermen, bevat de software
vorstbeveiligingsfuncties, waaronder het bij lage temperaturen
inschakelen van de pomp.
Indien
er
echter
een
stroomstoring
vorstbeschermende functies niet worden uitgevoerd.
Doe een van de volgende acties om het watercircuit te beveiligen
tegen bevriezing:
▪ Voeg glycol toe aan het water. Glycol verlaagt het vriespunt van
het water.
▪ Installeer
vorstbeveiligingskleppen.
voeren het water af van het systeem voordat het kan bevriezen.
OPMERKING
Als u glycol toevoegt aan het water, installeer dan GEEN
vorstbeveiligingskleppen. Mogelijk gevolg: Lekkage van
glycol uit de vorstbeveiligingskleppen.
INFORMATIE
Voor
meer
informatie
vorstbeveiligingskleppen, zie
vorst beschermen" op
pagina 39.
5.2.2
Bodemplaatverwarming
Om bevriezing van de bodemplaat te voorkomen, kunt u de
optionele
bodemplaatverwarming
omstandigheden is dit vereist.
Bodemplaatverwarming (EKBPHT04JH)
▪ Zorgt ervoor dat de bodemplaat niet bevriest.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
. hebben.
–10
–5
0
T
(°C)
a
is,
kunnen
deze
Vorstbeveiligingskleppen
over
glycol
"9.6.5 Het watercircuit tegen
installeren.
In
bepaalde
▪ Vereist in gebieden met een omgevingstemperatuur <–5°C en een
hoge relatieve vochtigheid gedurende minstens 3 opeenvolgende
dagen.
▪ Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
bodemplaatverwarming.
OPMERKING
▪ Als u de bodemplaatverwarming installeert, kunt u het
werkingsgebied van de warmtepomp verlagen tot Ta≥–
14°C met behulp van de lokale instelling [8-0E]=–14°C.
▪ Als u de bodemplaatverwarming niet installeert, behoud
dan [8-0E]=–5°C.
6
Over de units en opties
6.1
Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De buitenunit identificeren
▪ De gasboiler identificeren
5
▪ De buitenunit en de gasboiler combineren
▪ De buitenunit met opties combineren
▪ De gasboiler met opties combineren
6.2
Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
6.2.1
Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: EJ H A 04 AA V3
Code
EJ
Alleen hybride monobloc buitenpaar-verwarming
H
Lage watertemperatuur – omgevingszone 3 (zie
en
werkingsgebied)
A
Koelmiddel R32
04
Capaciteitklasse
AA
Modelserie
V3
Elektrische voeding
Uitleg
EJHA04AAV3 + NHY2KOMB28+32AA
Daikin Altherma H Hybrid
4P556861-1A – 2019.05