Maaimes afstellen
Voor een goede werking van het maaidek moet de afstand
tussen de randen van de messen van de zijmaaidekken en
het middelste maaidek 13 ± 3 mm bedragen (Fig. 20).
1. Hef het maaidek op zodat de messen zichtbaar zijn, en
zet middelste maaidek vast zodat het niet per ongeluk
naar beneden kan vallen. De zijmaaidekken moeten
horizontaal staan ten opzichte van het middelste
maaidek.
2. Draai een maaimes van het middelste maaidek en een
naastgelegen mes van een zijmaaidek zodanig dat de
randen van de messen in een lijn staan. Meet de afstand
tussen de randen van de messen; deze afstand moet
ongeveer 13 ± 3 mm zijn (Fig. 20).
Figuur 20
3. Om de afstand in te stellen, gaat u naar de afstelbout op
de achterste scharnierverbinding van het maaidek
(Fig. 21). Draai de contramoer op de afstelbout los. Zet
de afstelbout losser of vaster totdat de afstand
13 ± 3 mm bedraagt en draai daarna de contramoer
weer vast.
4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van het
maaidek.
1
Figuur 21
1. Afstelbout
13 + 3 mm
2
2. Contramoer
24
Ongelijke meshoogten
corrigeren
In verband met verschillen in gazoncondities en de
instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid,
verdient het aanbeveling een deel van gazon te maaien en
het uiterlijk ervan te controleren voordat u het gazon echt
gaat maaien.
1. Stel elk maaidek in op de gewenste maaihoogte; zie De
maaihoogte instellen, blz. 20.
2. Controleer of de voor- en achterbanden een spanning
van 172–207 kPa (25–30 psi) hebben. Indien nodig
moet u ze oppompen totdat de bandenspanning correct
is.
3. Controleer of de banden van alle zwenkwielen een
spanning van 345 kPa (50 psi) hebben. Indien nodig
moet u ze oppompen totdat de bandenspanning correct
is.
4. Controleer de druk van de lading en het tegengewicht.
Hierbij moet u de motor hoog stationair laten lopen en
de testpoorten gebruiken, zoals wordt uiteengezet in het
hoofdstuk Testpoorten van het hydraulische systeem,
blz. 44. Zorg ervoor dat de instelling van het
tegengewicht 1585 kPa (230 psi) hoger is dan de
afgelezen laaddruk.
5. Controleer op kromme messen; zie Controle op
kromme messen, blz. 53.
6. Maai het gras in een testgebied om te controleren of alle
maaidekken op dezelfde hoogte maaien.
7. Als de maaidekken nog moeten worden afgesteld, zoek
dan een vlak oppervlak met een rechte rand van
minstens 2 meter.
8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de
machine op een stand van 100 mm of hoger zetten; zie
De maaihoogte instellen, blz. 20.
9. Laat de maaidekken neer op het vlakke oppervlak.
Verwijder de kappen van de bovenkant van de
maaidekken.
10. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is
vastgezet, om de riemspanning op elk maaidek te
verminderen.