6 Het apparaat gebruiken
13. Controleer of het hoofd van de patiënt niet gedraaid is en of de middenlijn van de patiënt samenvalt met
het midsagittale licht.
14. Sluit de hoofdsteun.
15. Verstel de voorhoofdsteun tegen het voorhoofd van de patiënt.
6.5 Een beeld maken
MEDEDELING: Als de patiënt onrustig is of over een uitzonderlijke anatomie beschikt, gebruikt
u de testmodus om de bewegingen van het apparaat te laten zien en om te waarborgen dat de
roterende eenheid tijdens het beeldvormingsproces niet in aanraking komt met de patiënt. Start
de testmodus vanuit de GUI of het bedieningspaneel en druk vervolgens op de opnameknop en
houd deze ingedrukt. Het apparaat voert de beeldvormingsbewegingen uit zonder röntgenstralen te
genereren.
72
De opnameknop wordt gebruikt om de beweging van het apparaat en de
röntgenstraalproductie te bedienen tijdens het beeldvormingsproces.
De opnameknop moet gedurende het gehele beeldvormingsproces ingedrukt worden
gehouden.
Als de apparaatbeweging en opname voortijdig moeten worden gestopt, dan laat u de
opnameknop los of activeert u de noodstopschakelaar.
ORTHOPANTOMOGRAPH OP 3D LX