14
Programma's voor het oplossen en
integreren van functies
Een programma voor het oplossen van een
functie
In hoofdstuk 7 is uitgelegd hoe u een vergelijking kunt invoeren (deze
wordt toegevoegd aan de Vergelijkingenlijst) en vervolgens willekeurige
variabelen kunt oplossen. U kunt ook een programma invoeren dat
een functie berekent, en vervolgens hiermee willekeurige variabelen
oplossen. Dit is vooral handig als de vergelijking die u oplost in
bepaalde omstandigheden gewijzigd wordt of als een berekening
herhaald moeten worden.
Een geprogrammeerde functie oplossen:
1. Voer een programma in dat de functie definieert. (Zie "Een
programma schrijven voor SOLVE" verder in dit hoofdstuk.)
2. Kies het programma dat opgelost moet worden: druk op
=)
label. (U kunt deze stap overslaan als u hetzelfde
programma opnieuw oplost).
3. De onbekende variabele oplossen: druk op (»)
variabele.
Let erop dat FN= wel vereist is als u een geprogrammeerde functie
oplost, maar niet als u een vergelijking uit de Vergelijkingenlijst
oplost.
Als u een bewerking wilt onderbreken, drukt u op
of (R/S).
De huidige beste benadering van de wortel staat in de onbekende
variabele; gebruik (»)
om deze waarde te bekijken zonder het
stapelgeheugen te beinvloeden. Druk op
om door te gaan met de
bewerking.
Programma's voor het oplossen en integreren van functies
14-1