Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de
standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalans tot gevolg hebben.
In stap 3 kunnen de volgende opnamen niet worden geselecteerd: opnamen die
zijn gemaakt terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], opnamen met
meervoudige belichting en opnamen die zijn gemaakt met een andere camera.
In plaats van een wit object kan een kaart met 18% grijs (in de handel
verkrijgbaar) een nauwkeurigere witbalans opleveren.
De persoonlijke witbalans die is vastgelegd met de meegeleverde
software, wordt vastgelegd onder <O>. Als u stap 3 uitvoert, worden
de gegevens voor de geregistreerde persoonlijke witbalans gewist.
P De kleurtemperatuur instellen
U kunt de kleurtemperatuur voor de witbalans numeriek instellen in
graden Kelvin. Deze instelling is voor geavanceerde gebruikers.
Wanneer u de kleurtemperatuur instelt voor een kunstlichtbron, moet u
indien nodig ook de witbalanscorrectie (magenta of groen) instellen.
Als u <P> instelt op de waarde die is gemeten met een in de handel
verkrijgbare kleurtemperatuurmeter, dient u proefopnamen te maken en
de instelling aan te passen om de verschillen tussen de meting van de
kleurtemperatuurmeter en de meting van de camera te compenseren.
Selecteer [Witbalans].
1
Selecteer op het tabblad [z2] de
optie [Witbalans] en druk vervolgens
op <0>.
Stel de kleurtemperatuur in.
2
Draai aan het instelwiel <5> om
[P] te selecteren.
Draai het instelwiel <6> om de kleurtemperatuur
te selecteren en druk vervolgens op <0>.
De kleurtemperatuur kan worden ingesteld van
circa 2.500 K tot 10.000 K (in stappen van 100 K).
B: De witbalans instellenN
139