Instellingen voor de opnamefunctie
Instellingen i / y / f / R / B / S / A
Wanneer de Live view-opname wordt weergegeven en u op de knop
<m>, <o>, <n>, <S> of <b> drukt, wordt het
scherm met instellingen weergegeven op het LCD-scherm en kunt
u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om de desbetreffende
opnamefunctie in te stellen.
Wanneer f is ingesteld, kunt u op de knop <S> drukken om de
AF-gebiedselectiemodus en het AF-punt te selecteren. De procedure
is hetzelfde als bij opnamen maken met de zoeker. De meetmethode
<q> kan niet worden ingesteld.
Q Snel instellen
Terwijl de Live view-opnamen worden weergegeven, kunt u op de knop
<Q> drukken om de functie Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie
helderheid), kaartselectie, opnamefunctie en de opnamekwaliteit in te
stellen.
202
Druk op de knop <Q>.
1
De instelbare functies worden
weergegeven.
Selecteer een functie en stel deze in.
2
Gebruik <9> om een functie te
selecteren.
De instelling van de geselecteerde
functie wordt onderaan weergegeven.
Draai aan het instelwiel <5> of
<6> om de instelling te kiezen.
Druk op <0> om de opnamefunctie
in te stellen en draai vervolgens aan
het instelwiel <5> of <6> om de
functie in te stellen.