4.12
Installatie ter plaatse
a
Attentie!
Spoel de CV-installatie voor de aanslui-
ting van het toestel zorgvuldig door!
Daarmee verwijdert u resten zoals las-
druppels, walshuid, hennep, kit, roest,
grove vervuiling e.d. uit de buisleidingen.
Anders kunnen deze stoffen in het toe-
stel terechtkomen en storingen veroor-
zaken.
a
Attentie!
Om lekkages te vermijden, let u erop dat
bij de aansluitleidingen geen mechani-
sche spanningen ontstaan!
— De buisinstallatie moet conform de maat- en aansluit-
tekeningen in afb. 4.1 plaatsvinden.
— De installatie dient door een installateur te worden
uitgevoerd.
— Bij de installatie dienen de geldende voorschriften in
acht te worden genomen.
• Sluit het luchttoevoer- en luchtuitlaatkanaal aan
zoals getoond in de montagehandleiding "Luchtkana-
len en toebehoren voor warmtepomp"
(artikel nr. 0020011994).
a
Attentie!
Gevaar voor ontsnappend water!
Tijdens de werking kan zich aan de ver-
damper tot 2 liter condenswater per uur
vormen. Verzeker u dat zowel de con-
denswater-afvoerleiding als de afvoer
deze hoeveelheid aankunnen.
Afb. 4.11 Condenswater-afvoerleiding juist aansluiten
• Sluit de condenswater-afvoerleiding (zie afb. 2.4
pos. 5) aan op een geschikte sifon.
Installatiehandleiding geoTHERM VWL 0020076184_00
Let op bij het aansluiten van de afvoerleiding:
— Ze moet een sifonlus van minstens 200 mm (1) hoog-
teverschil hebben. Dit is belangrijk als waterstop,
zodat de warmtepomp geen lucht kan aanzuigen door
de slang.
— De uitloop mag niet hoger zijn als 500 mm (2) boven
de onderkant van de wamtepomp.
— Het condenswater moet in een afvoer geleid worden.
• Sluit de overloopslang van de condensbak (zie
afb. 2.5, pos. 8) eveneens aan op een afvoer.
De overloopslang heeft geen sifon nodig, maar haar uit-
loop mag eveneens niet hoger zijn als 500 mm boven de
onderkant van de warmtepomp.
4.13
a
H
h
• Monteer de CV-aanvoer- en -retourleiding met alle on-
1
derdelen.
2
• Isoleer alle leidingen.
Montage en installatie 4
Montage CV-installatie
Attentie!
Gevaar voor beschadiging!
Om eventuele overdruk te kunnen com-
penseren, moet de warmtepomp worden
aangesloten op een expansievat en een
veiligheidsklep, ten minste DN 20 voor
max. 3 bar openingsdruk (niet bij de le-
vering inbegrepen).
Gevaar!
Verbrandingsgevaar!
De afblaasleiding van de veiligheidsklep
moet ter grootte van de uitlaatopening
van de veiligheidsklep in een vorstvrije
omgeving worden geïnstalleerd. Deze
moet altijd open zijn. De afblaasleiding
moet zo worden gemonteerd, dat bij het
afblazen personen niet door heet water
of stoom kunnen worden verwond.
Wij adviseren de installatie van een Vail-
lant veiligheidsgroep en een afvoertrech-
ter.
Aanwijzing!
Lucht in de CV-installatie leidt tot een
beperking van de werking en vermindert
het verwarmingsvermogen. Breng even-
tueel ontluchtingskleppen aan.
17