aan de nationale en lokale voorschriften wat
de kabeldoorsnede betreft.
NB!:
Als een niet-afgeschermde/niet-gewapende
kabel wordt gebruikt, wordt niet voldaan aan
bepaalde EMC-vereisten, zieEMC-testresultaten
in de Design Guide.
Indien voldaan moet worden aan de EMC-specificaties
met betrekking tot emissie, dient de motorkabel te
worden afgeschermd/gewapend, tenzij anders is
aangegeven voor het RFI-filter. Het is belangrijk
om de motorkabel zo kort mogelijk te houden om
interferentie en lekstromen tot een minimum te
beperken. De afscherming van de motorkabel dient
te worden aangesloten op de metalen behuizing van
de frequentie-omvormer en op de metalen behuizing
van de motor. De aansluitingen voor de afscherming
moeten met een zo groot mogelijk oppervlak
(kabelklem) worden gemaakt. Dit wordt mogelijk
gemaakt door de verschillende installatiesystemen op
de verschillende frequentie-omvormers. Montage met
gedraaide kabeluiteinden (pigtails) dient vermeden
te worden, aangezien dit het afschermende
effect bij hoge frequenties verstoort. Indien het
noodzakelijk is de afscherming te onderbreken
om een motorisolatie of motorrelais te installeren,
dient de afscherming te worden voortgezet met
de laagst mogelijke HF-impedantie.
Thermische motorbeveiliging
Het elektronische thermische relais van UL-gekeurde
frequentie-omvormers voldoet aan de UL-vereiste
voor beveiliging van een enkele motor wanneer
parameter 128 Motor thermal protection is ingesteld
voor ETR Trip en parameter 105 Motor current,
I
is geprogrammeerd voor de nominale
M, N
motorstroom (zie motorplaatje).
Installatie van remkabel
No. 81 82 Remweerstand
R- R+ klemmen
De aansluitkabel naar de remweerstand moet
afgeschermd/gewapend zijn. Sluit de afscherming
door middel van kabelklemmen aan op de metalen
behuizing van de frequentie-omvormer en op de
metalen behuizing van de remweerstand. Pas de
doorsnede van de remkabel aan het remkoppel aan.
62
®
VLT
Serie 2800
Zie de Design Guide voor het kiezen van
de remweerstanden.
NB!:
Houd er rekening mee dat er spanningen tot 850
V DC op de klemmen kunnen komen te staan.
Aarde
De lekstromen kunnen hoger dan 3,5 mA zijn;
derhalve moet de frequentie-omvormer altijd in
overeenstemming met de van toepassing zijnde
nationale en lokale voorschriften worden geaard.
Om een goede mechanische aansluiting op klem
95 van de aardingskabel te garanderen, moet de
kabeldoorsnede minstens 10 mm
nominale aardingsdraden hebben die afzonderlijk
worden afgesloten. Om de veiligheid te vergroten
kan men een RCD (Residual Current Device)
installeren, die verzekert dat de frequentie-omvormer
uitgeschakeld wordt als de stroomlek te hoog is. Zie
ook RCD Application Note MN.90.GX.02.
Loadsharing
Loadsharing maakt de verbinding van
DC-tussenkringen van verschillende frequentie-
omvormers mogelijk. Hiervoor moet de installatie
worden uitgebreid met extra zekeringen en
wisselstroomspoelen (zie tekening hieronder). Voor
de loadsharing moet parameter 400 Remfunctie
worden ingesteld op Loadsharing [5].
Gebruik Faston-pluggen 6,3 mm voor DC (loadsharing).
Neem contact op met Danfoss of zie instructies
nr. MI.50.NX.02 voor meer informatie.
Nr. 88
89
-
+
Houd er rekening mee dat er spanning
tot 850 V DC tussen de klemmen 88
en 89 kan komen te staan.
Aanhaalkoppel, voedingsklemmen
Voedings- en aardeklemmen moeten met de
volgende koppels worden aangehaald:
MG.28.A7.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
2
bedragen of 2
Loadsharing