4
Plaatsing en installatie
1
Afblaasleiding en membraanexpansievat conform EN 12828
aansluiten.
▪ Eventueel vrijkomende stoom of verwarmingswater moet via
een afvoerleiding met geschikte en continue helling vorstveilig,
gevaarloos en zichtbaar afgevoerd kunnen worden.
▪ Installeer een afdoende gedimensioneerd en voor de verwar-
mingsinstallatie vooraf ingesteld membraanexpansievat. Tus-
sen warmteopewekker en veiligheidsklep en mag zich geen hy-
draulische afsluitarmatuur bevinden.
▪ Membraanexpansievat op een goed toegankelijke plaats aan-
brengen (onderhoud, vervanging van onderdelen).
▪ Leg de leidingen zo, dat na de montage de huisedlen van de A2
F zonder problemen aangebracht kunnen worden.
INFORMATIE
Tussen warmteopewekker en membraanexpansievat en
mag zich geen door de gebruiker bedienbare hydraulische
afsluitarmatuur bevinden.De voor de aansluiting van een
geïntegreerd membraanexpansievat (toebehoren) bedoel-
de plek
(Afb 3-3
en
Afb
niet afgesloten. Als het membraanexpansievat buiten de
warmteopwekker moet worden aangesloten, moet de plek
in het gebouw afgedicht worden.
1
Isoleer leidingen tegen warmteverliezen en ter voorkoming van
de vorming van condenswater (isolatiedikte ten minste 20 mm).
–
Watertekortbeveiliging: De druk- en temperatuurbewaking
van de A2 F schakelt de olieketel bij watertekort uit en ver-
grendelt hem. In het gebouw is verder geen beveiliging voor
watertekort vereist.
–
Schade door afzettingen en corrosie vermijden: Neem
de eisen aan het boilerwater in acht (zie
4.6.2
Condenswaterafvoerleiding aansluiten
Het bij het afkoelen van de rookgassen in de ketel en in het rookgas-
systeem optredende condenswater heeft een pH-waarde van 1,8 –
3,7. Het moet evt. conform de richtlijnen van de waterbedrijven ge-
neutraliseerd worden voordat het in de openbare kanalisatie wordt
afgevoerd.
INFORMATIE
Afhankelijk van de plaatselijke bepalingen kan de neutrali-
satie achterwege worden gelaten als de HR-ketel uitslui-
tend met stookolie EL zwavelarm wordt gebruikt.
Het condenswater wordt via de aan de rookgasboog onder het ketel-
lichaam gemonteerde condenswatersifon geleid en vervolgens naar
de kanalisatie afgevoerd.
Indien het condenswater voor de afvoer naar de kanalisatie geneu-
traliseerd moet worden, kan i.p.v. de condenswatersifon een Kon-
densat Box (toebehoren) in de ketel gemonteerd worden.
Afb 4-9
Aansluiting van de condesnwater-afvoerleiding
De Kondensat Box kan onder het ketelframe gemonteerd en op het
rookgasaansluitstuk van de ketel aangesloten worden. De aanslui-
ting naar het afvalwaternet is bestemd voor HT buis DN 50.
Installatie- en gebruikshandleiding
22
3-4, pos. 25) is bij de aanlevering
Hfst.
1.2.5).
1
Condenswaterafvoerleiding (niet in de leveringsomvang inbegre-
pen) met vrije toevoer naar de rioleringsaansluiting leiden.
2
De condensafvoerleiding uit de ketel met een daling leggen, zo-
dat er geen condenswater in de afvoerbuis opgestuwd kan wor-
den.
INFORMATIE
Als er in de plaatsingsruimte geen mogelijkheid is om de
condenswaterafvoer met een voldoende daling op het wa-
terafvoersysteem aan te sluiten, moet er in het gebouw
een hefpomp voor het condenswater gemonteerd worden.
3
De complete afvoer mag niet afsluitbaar zijn en moet het con-
denswater en in geval van schade het vrijkomende medium (ver-
warmingswater) veilig en zichtbaar naar buiten afvoeren (bijv.
slangaansluiting aan de vloerput of een transparante af-
voerslang).
4
Ter vermijding van een opstopping in de aansluiting voor de gas-
afvoerleiding op de ketel erop letten dat met de condensafvoer-
leiding tot aan de aansluiting op de afvalwaterleiding geen twee-
de sifon wordt gevormd.
5
Condenswatersifon resp. condenswater box vullen. Hiervoor via
de inspectieopening van de rookgasleiding water toedienen.
6
Condenswaterafvoerleidingen op lekkage controleren.
4.7
Elektrische aansluiting
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Stroomgeleidende onderdelen kunnen bij aanraking tot
een elektrische schok leiden en zo levensgevaarlijk letsel
en brandwonden veroorzaken.
▪ Voor werkzaamheden aan onder stroom staande onder-
delen alle stroomcircuits van de installatie van de voe-
ding scheiden (externe hoofdschakelaar uitschakelen,
zekering scheiden) en tegen onbedoeld opnieuw inscha-
kelen beveiligen.
▪ Opnieuw aansluiten op de elektriciteit en werkzaamhe-
den aan elektrische onderdelen mag alleen door elek-
trotechnisch deskundig personeel met inachtneming
van de van toepassing zijnde normen en richtlijnen en
van de instructies van het energiebedrijf en de aanwij-
zingen in deze handleiding.
▪ Voer nooit constructieve wijzigingen aan stekkers of an-
dere elektrotechnische onderdelen uit.
▪ Afdekkingen en onderhoudskleppen na afloop van de
werkzaamheden onmiddellijk weer monteren.
Alle elektronische regel- en veiligheidsvoorzieningen van de A2 F
zijn bedrijfsgereed aangesloten en gekeurd. Onbevoegde ingrepen
in de elektrische installatie zijn gevaarlijk en niet toegestaan. In dat
geval is de gebruiker zelf aansprakelijk voor eventuele schade.
Voeding, buitentemperatuursensor en andere optionele zaken moe-
ten nog op het schakelpaneel van de ketel aangesloten worden.
4.7.1
Ketelschakelpaneel openen en elektrische
aansluitingen maken
1
Voedingspanning controleren (~230 V, 50 Hz).
2
Netschakelaar van de A2 Fop "Uit" zetten (zie
3
Betreffende zekeringenautomaat aan de verdeeldoos van de
huisinstallatie uitschakelen.
4
Voorafdekking van het ketelschakelveld verwijderen
Afb
3-2, pos. 7).
(Afb
4-10).
Daikin/ROTEX A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_02 – 04/2018 – NL