COM4 CompactLine-units
Bij kachels niet verbonden
met de omgevingslucht
Bij kookinstallaties en
rookafvoersystemen
5.1.1 Geluiddemping voorzien
Afb. 5-1
5.1.2 Opstellingsvoorwaarden
FläktGroup DC-2016-0104-NL 2018-09/R4 • Onder voorbehoud van wijzigingen
Indien deze voorwaarden niet worden nageleefd, mag er enkel een niet omgevings-
luchtgebonden kachel ingebouwd worden die voldoet aan de productnorm DIBt (Duits
Instituut voor gebouwtechniek).
Bij het gebruik van een kachel die niet verbonden is met de omgevingslucht en die vol-
doet aan de DIBt productnorm zijn er geen beperkingen bij gelijktijdige werking van de
luchtgroepen, wanneer de onderdruk van de ruimte van 8-10Pa (afhankelijk van de
DIBT toelating) niet overschreden wordt.
– Er mogen enkel luchtbehandelingsunits toegepast worden die - bij alle soorten con-
dities - zoals vervuilde filters of lage buitentemperaturen een constant toevoer- en
afvoerluchtdebiet garanderen.
– Wanneer in de opstellingsruimte de onderdruk groter dan 8-10Pa is, dan is de
kachel omgevingsluchtafhankelijk! (beperking qua toelating zie hierboven) In dit
geval is een veiligheidsvoorziening die beantwoordt aan actuele normen noodza-
kelijk!
Rechtstreeks met een kookinstallatie verbonden rookafvoersystemen mogen omwille
van hygiënische redenen en van de brandweer niet op de compacte luchtgroep aan-
gesloten worden.
GELUIDDEMPING IN GEVOELIGE RUIMTES
De unit is geoptimaliseerd voor een geluidsarme werking, maar bij de werking kun-
nen er toch trillingen of vibraties optreden. Een geluidsarme werking kan dus enkel
gegarandeerd worden, indien men geluiddempende middelen toepast. Dit is vooral
noodzakelijk voor trillingsgevoelige omgevingen zoals klaslokalen, kinderdagverblij-
ven e.d.. Montage van de unit buiten dergelijke ruimtes is dan ook aan te bevelen!
Hou ook rekening met een opstelling in een klaslokaal dat aan de vereiste normen
voldoet.
Om een geluidsarme werking te garanderen, dient men volgende elementen in het oog
te houden:
– een onderconstructie voorzien die bestand is tegen trillingen
– de units nooit rechtstreeks op een houten bodem plaatsen
– de units nooit zonder trillingsdempers monteren
– alle mogelijke geluidstransmissies dempen
– geen automatische kleppen voorzien
– de luchtsnelheid in de kanalen moet bij voorkeur onder de 3 m/s liggen
– in geluidsgevoelige omgevingen voor voldoende absorberende oppervlakken zor-
gen (bv. akoestische plafonds en informatieborden)
– afhankelijk van de vereisten moeten de units bouwzijdig bijkomend met een geluid-
dempende omkasting uitgerust worden
Schade aan het apparaat!
Het gebruikte aluminium heeft een hoge corrosiebestendigheid (zeewaterbesten-
dig), maar is niet geschikt voor toepassing in corrosieve omgevingen zoals bv. bij
chloorhoudende zwembadlucht.
•
Let op voor dat soort toepassingen waarbij de unit niet opgesteld mag worden
(zie hiervoor ook Pagina 13).
Schade aan de unit door bevriezing!
Bevriezing begint bij een buitentemperatuur vanaf 3°C.
Bij verticaal gemonteerde units is bevriezing niet toegestaan!
•
Men moet regeltechnisch het nodige doen zodat de batterij niet kan bevriezen.
Wanneer de batterij bevriest, kan men niet garanderen dat er lekken optreden.
OPGELET
Montage
31