644-6787
Afbeelding 34
Afbeelding 35
Luchtstroom, radiateur
Afbeelding 34.
1
Motor.
2
Turbocompressor.
3
Inlaatluchtkoeler.
4
Radiateur.
Zoetwatersysteem
Voorzichtig: Wees voorzichtig bij het afnemen van
de drukdop van de expansietank. Laat de motor
afkoelen voordat u de dop afneemt, anders zouden
er hete vloeistof en stoom uit kunnen spuiten.
Het zoetwater circuit koelt het motorblok, cilinderkop,
uitlaatspruitstuk, turbo, nakoeler en warmtewisselaar.
Bij het starten stroomt er zoetwater door de kern van
de motor en de turbocompressor. Bij het bereiken van
de normale werktemperatuur opent de thermostaat en
stroomt het water door de nakoeler/warmtewisselaar.
Ruwwatersystemen
Voorzichtig: De maximale druk in de zeewaterpomp
mag niet meer dan 100 kPa zijn.
Opmerking: Elke motor moet een afzonderlijke toevoer
hebben.
Een
gemeenschappelijke
afgeraden.
Opmerking: Gebruik het filter, waar mogelijk, zodat
dat de bovenkant net boven de waterlijn uitsteekt, om
reinigen te vereenvoudigen.
Voor iedere motor moet een volledig autonoom
zeewatersysteem worden geïnstalleerd. Anders kan
het bij blokkering nodig zijn meer dan één motor uit
te schakelen.
Afbeelding 35 toont een standaardinstallatie.
De waterinlaat (4), die zich onder de waterlijn bevindt,
moet niet zichtbaar uit de bodem van de romp steken en
mag niet geblokkeerd worden door andere onderdelen
zoals assen, bussen en roeren. Anders kunnen bij hoge
snelheden doorstroomproblemen ontstaan.
De inlaat en de leidingen moeten ten minste
een diameter van 39 mm (1,5") hebben (2) .
Aan de binnenzijde van de inlaatfitting moet een
buitenboordkraan (4) zijn aangebracht. De opening
moet van het doorstroomtype zijn, zodat het water er in
de geopende stand ongehinderd door kan stromen, met
Hoofdstuk 15
toevoer
wordt
Pagina 119