Hoofdstuk 5
De rotor van de hulpwaterpomp
controleren
Let op: Als de rotor wordt gecontroleerd, moet het
filter in de uitlaatslang van de hulpwaterpomp ook
worden gecontroleerd.
1. Controleer of de buitenboordkraan is dichtgedraaid.
2. Draai de vier bouten (afbeelding 9 item 1) los
waarmee de eindplaat van de ruwwaterpomp is
vastgezet en verwijder de plaat. Als de eindplaat van
de hulpwaterpomp wordt verwijderd, zal er wat water
uit de pomp stromen.
3. Wees voorzichtig met de O-ring (afbeelding 10
item 1).
4. Verwijder de rubberen einddop (item 2) en trek de
rotor van de as (afbeelding 11 item 1).
5. Reinig de contactvlakken van het pomphuis en
de eindplaat.
6. Controleer de rubberen rotor op bovenmatige
slijtage of beschadiging en vervang deze als dit
nodig is.
7. Smeer vet op de nieuwe rotorbladen en monteer
de rotor in de behuizing met de bladen naar rechts
gebogen. Plaats de rubberen einddop en O-ring van
de pakking terug.
8. Monteer de eindplaat en draai de bouten van de
eindplaat vast.
9. Open de buitenboordkraan.
Pagina 48
644-6787
Afbeelding 9
Afbeelding 10
Afbeelding 11