Vereisten voor circulatiepompen
▶ De minimale waterdruk moet ≥ 1 bar zijn;
▶ De maximale waterdruk moet ≤ 3 bar zijn;
VOORZICHTIG
Circulatiepompen mogen niet in serie worden geïnstalleerd!
Er kan cavitatie van de circulatiepomp optreden, wat kan leiden tot be-
schadiging van de circulatiepomp.
Er moeten berekeningen worden uitgevoerd als de voor de installatielo-
catie ontworpen systeemoplossing de aanbevolen circulatiekarakteris-
tieken in de installatiehandleiding overschrijdt.
Bediening van circulatiepompen
De circulatiepompen zijn uitgerust met verschillende soorten besturin-
gen, die in het veld kunnen worden ingesteld en in verschillende soorten
systemen kunnen worden gebruikt.
1. Circulatiepomp op constant toerental
De pomp werkt volgens één van de drie klassieke vooraf ingestelde
werkingscurven op constant toerental.
2. Circulatiepomp met proportionele opvoerhoogte
Er wordt een werkingscurve ingesteld waarbij de circulatiepomp de
opvoerhoogte verlaagt naarmate de verwarmingsbelasting in het sys-
teem afneemt, of de circulatiepomp de opvoerhoogte verhoogt naar-
mate de belasting toeneemt, om energie te besparen en een stillere
werking te garanderen. Het is mogelijk om te kiezen tussen drie voor-
af ingestelde curven en het is raadzaam om deze modus te gebruiken
in het geval van verdeling naar eindunits of radiatoren.
H/Δp
2
A
2
DH
1
Afb. 49 Besturing met standaardpomp. Opvoerhoogte neemt toe met
DH1.
Compress 2000 AWF – 6721859589 (2023/11)
1
A
1
Q
0010048684-001
H/Δp
2
DH
2
A
2
Afb. 50 Besturing met proportionele opvoerpomp. De opvoerhoogte
wordt verminderd met DH2.
3. Circulatiepomp met constante opvoerhoogte
Er wordt een constante opvoerhoogtecurve ingesteld die de pomp
aanhoudt ongeacht variaties in de verwarmingsbelasting in het sys-
teem. Het is mogelijk om te kiezen tussen drie vooraf ingestelde cur-
ven, en het is raadzaam om deze modus te gebruiken in het geval van
verdeling naar een vloerverwarming.
Installatie
1
A
1
Q
0010048685-001
45