De weerstand controleren
(verwarmde systemen)
Controleer de weerstand van
de verwarming en de sensor
Verklein de kans op letsel, of schade aan de apparatuur
door de volgende elektrische controles uit te voeren met
de hoofdschakelaar (T) op UIT.
OPMERKING: De instructies voor het controleren van
de weerstand van de sensor zijn alleen van toepassing op
verwarmde systemen. Als een uitbreidingsmodule (26B238)
wordt toegevoegd, zijn nog eens acht sensoren beschikbaar.
Het systeem is voorzien van maximaal negen warmtesensoren
en -regelaars voor elk van de verwarmde zones.
Zo controleert u de weerstand van de sensor:
1.
Zet de Hoofdschakelaar (T) in de stand UIT.
2.
Wacht totdat de componenten zijn afgekoeld tot
omgevingstemperatuur 17 °C-25 °C (63 °F-77 °F).
Controleer van de elektrische weerstand van de
componenten.
OPMERKING: Controleer de weerstand bij een
omgevingstemperatuur van 17°-25°C (63°-77°F).
AMZ
Pennen Ronde slangconnector
Eerste warmtezone
A, J
Tweede warmtezone
C, D
Eerste RTD
G, K
Tweede RTD
M, K
Aarde
3.
Vervang alle onderdelen waarvan de weerstand bij
het uitlezen niet binnen het bereik in Tabel 2: ligt:
Sensoren hoofdbehuizing en Tabel 3: Sensoren
uitbreidingsbehuizing op pagina 70.
3A8519C
B
Probleemoplossing
69