5 Wijzigingen aan het systeem
5 Wijzigingen aan het systeem
5.1 Toevoegen van nieuwe instal-
latiecomponenten
Na het toevoegen van systeemcomponenten, zoals b ijv.
ruimtevoelers of zonnecollectoren, dient een initialisering
van de systeemregeling te worden uitgevoerd. Hoe te werk
te gaan wordt onderstaand aan de hand van een voor-
beeld van een nieuw te installeren ruimtevoeler toegelicht.
Ruimtebedieningselement toevoegen
1. Installatie uitschakelen en stroomtoevoer onderbre-
ken.
2. Het ruimtebedieningselement op een geschikte plaats
monteren en elektrisch op de correcte ingang aanslui-
ten.
3. De installatie inschakelen en het installateurmenu
openen.
4. Register-record "Overige" selecteren.
5. „Systeeminformatie" selecteren.
6. Installatieconfiguratie en persoonlijke instellingen, zie
hoofdstuk "Protocol initialiseren", pag. 10.
7. Met de "Terug"-toets naar het hoofdmenu "Installa-
teur" wisselen, het menu "Gegevens" openen en "Fa-
brieksinstelling laden" selecteren.
8. Beantwoord de beveiligingsvraag met "Ja".
22
In de nu volgende initialisering stap voor stap de vragen
beantwoorden. De afzonderlijke componenten van het
systeem opnieuw invoeren.
9. Tijdens het opvragen van de ruimtesensor erop letten
dat "Ruimtesensor" alleen wordt geselecteerd bij het
verwarmingscircuit waarop de ruimtesensor is aange-
sloten. Anders voor "geen sensor" kiezen.
10. Aan het einde van de initialisering de instellingen voor
"Verwarming", "Water"en "Circulatie" controleren en
aanpassen. In geen geval de oude instellingen laden!
11. De instellingen opslaan, zie
de gegevens", pag. 20.
5.2 Activeren van de overschot-
functie van het zonne-
energiesysteem
Omschrijving van de werking
Met de overschotfunctie van het zonne-energiesysteem is
in het geval van sterke zonnestraling de overtollige warmte
te gebruiken voor:
• het drogen van de kelderruimte of verwarmen van de
badkamer
• het verwarmen van het zwembad of de pool.
In de bedieningsmodus "Specialist" kan de activeringstem-
peratuur voor de verwarmingscircuits (fabrieksinstelling
70 °C) worden ingesteld. De vrijgave van de geselecteerde
verwarmingscircuits vindt plaats, indien aan de sensor voor
„Zonnecircuitaanvoer" (S5) en aan de sensor voor „Ver-
warmingsbuffer bovenin" (S4) de activeringstemperatuur
wordt overschreden.
Indien de temperatuur aan de sensor voor "Verwarmings-
buffer bovenin" (S4) met 5 K tot onder de ingestelde acti-
veringstemperatuur (= 65 °C) daalt, dan wordt de over-
schotfunctie van het zonne-energiesysteem gedeactiveerd
en schakelen de verwarmingscircuits om naar de automati-
sche modus.
Alternatief kan tevens via sensor S5 worden uitgeschakeld,
dan blijft de verwarmingsbuffer geladen.
Vorstbeveiliging
Aangezien deze functie op minimaal één verwarmingscir-
cuit steunt, wordt bij een geactiveerde overschotfunctie
van het zonne-energiesysteem de desbetreffende groeps-
pomp ingeschakeld, indien de relevante sensoren – bijv.
ruimtebedieningselement, buitentemperatuur- (S10) of
poolsensor (RF1-3) – bepaalde grenswaarden onderschrij-
den. Dit dient voor de veiligheid van de installatie en voor-
komt eventuele vorstschade.
BAL-SBSX-3-I-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 32446-3a SOLVIS
hoofdstuk "Opslaan van