• In de „Uitschakeltijd" wordt vastgelegd hoe lang er min-
stens aan de uitschakelvoorwaarden moet worden vol-
daan voordat de zonnecircuitpomp wordt uitgeschakeld.
D.w.z. dat als de spreiding tussen referentie en aanvoer
zonnecircuit tot 8K daalt en schommelt tussen 8,1K en
7,9K, er gedurende minstens 5 seconden 7,9K moet
worden weergegeven voordat de zonnecircuitpomp
wordt uitgeschakeld.
• „Verhoging verwarmingsmodus": in de verwarmings-
modus of de vorstbeveiligingsmodus wordt S5 secundai-
re zijde tot de volgende gewenste aanvoertemperatuur
zonnecircuit geregeld:
Max. gewenste verwarmingsaanvoertemperatuur +
(„Verhoging verwarmingsmodus")
primaire zijde wordt S8 op de volgende gewenste aan-
voertemperatuur zonnecircuit geregeld:
Gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit secundair +
(„Verhoging verwarmingsmodus")
• „Verhoging WW-modus": in de warmwatermodus wordt
S5 secundaire zijde tot de volgende gewenste aanvoer-
temperatuur zonnecircuit geregeld:
gewenste warmwatertemperatuur + („Verhoging WW-
modus")
, primaire zijde wordt S8 op de volgende
SECUNDAIR
gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit geregeld:
gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit secundair +
(„Verhoging WW-modus")
Voorbeeld:
De verwarmingsinstallatie bestaat uit drie verwarmings-
groepen. Ervan uitgaand dat de hoogste van de drie ver-
warmingsaanvoertemperaturen 45 °C bedraagt, dan geldt
als:
gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit op S5 in het
secundaire circuit = 45 °C + 5 K = 50 °C en als
gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit op S8 in het
primaire circuit = 50 °C + 8 K = 58 °C.
In de warmwatermodus bedraagt de gewenste warmwa-
tertemperatuur 42 °C en geldt het volgende:
gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit op S5 in het
secundaire circuit = 42 °C + 12 K = 54 °C,
gewenste aanvoertemperatuur zonnecircuit op S8 in het
primaire circuit = 54 °C + 8 K = 62 °C.
In de warmwatermodus en indien de verwarming
b ijv. door de automatische zomer- / winterom-
schakeling uitschakelt, dan wordt de gewenste
zonnesysteem-aanvoertemperatuur door de ge-
wenste warmwatertemperatuur bepaald.
6.4.3 Collectorstart
Collectorstartfunctie instellen
Met deze functie wordt de zonnecircuitpomp in bepaal-
de intervallen gedurende korte tijd in bedrijf gesteld. De
inhoud van de collector wordt naar de sensor getrans-
SOLVIS BAL-SBSX-3-I-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 32446-3a
,
SECUND.
PRIMAIR
.
PRIMAIR
porteerd om de werkelijke temperatuur voor de normale
werking vast te stellen. Het extra stroomverbruik be-
draagt ca. 0,6 kWh/a.
In de fabrieksinstellingen is deze functie ingeschakeld.
Dit kan worden uitgeschakeld bij: oudere Solvis-
collectoren (SolvisCala C-252 of SolvisFera F-XX2) tenzij
deze op grond van hun plaats deels in de schaduw lig-
gen.
1. Naar het „INSTALLATEUR MENU" omschakelen.
2. Menupunt „Zonne-energiesysteem" selecteren.
3. „Collectorstart" selecteren.
4. De waarden eventueel aanpassen.
5. Met de navigatieknop naar de volgende pagina gaan.
• „Starttijd in juni", „Eindtijd in juni": tijdvenster op de
langste dag van het jaar (21 juni), terwijl de functie actief
is. Overeenkomstig de fabrieksinstelling verschuift het
tijdvenster dagelijks ca. 40 seconden, tot deze op de
kortste dag van het jaar (21 december) 2,5 uur is ver-
schoven (9:30 uur tot 15:15 uur). De starttijd a.u.b. af-
hankelijk van de richting en de geografische positie van
de collector aanpassen.
• „Starttijd in december", „Eindtijd in december": tijdven-
ster op de kortste dag van het jaar (21 december), terwijl
de functie actief is.
6. De waarden eventueel aanpassen.
• "Looptijd": Looptijd van de pomp sinds deze werd inge-
schakeld.
• "Startinterval": De pomp wordt na de ingestelde start-
tijd gedurende 5 seconden (fabrieksinstelling) ingescha-
6 Instellingen
39