Bedrijfsmodus "Vast"
In deze bedrijfsmodus kunnen vaste waarden voor de
aanvoertemperatuur worden ingevoerd:
• „Vast-aanvoer-dag": vaste waarde voor de aanvoertem-
peratuur in de dagmodus.
• „Vast-aanvoer-nachtverl.": vaste waarde voor de aan-
voertemperatuur in de nachtverlaging.
Gewenste ruimtetemperatuur en nachtverlaging instellen
1. Met de navigatieknop naar de volgende pagina gaan.
2. De waarden eventueel aanpassen.
De gewenste ruimtetemperatuur is de ingestelde tempera-
tuur, welke voor de actuele bedrijfsmodus geldig is. In de
tijd- / automatische modus kunnen, al naargelang tijdven-
ster, max. vier gewenste temperaturen in het verloop van
een dag worden ingesteld („Dag-temp. tijdvenster 1" t/m
„Dag-temp. tijdvenster 3" en „Temp. nachtverlaging").
• „Dag-temp. tijdvenster 1-3": Invoer van de gewenste
ruimtetemperaturen voor de tijdvensters in de dagmo-
dus.
• „Temperatuur nachtverlaging": Invoer van de gewenste
ruimtetemperatuur tijdens nachtverlaging (buiten de
tijdvensters).
„Min. aanvoertemperatuur"
„Max. aanvoertemperatuur" instellen
1. Met de navigatieknop naar de volgende pagina gaan.
2. De waarden eventueel aanpassen.
SOLVIS BAL-SBSX-3-I-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 32446-3a
• „Max. aanvoertemperatuur" van het gemengde ver-
warmingscircuit op de benodigde waarde instellen.
• Eventueel „Min. aanvoertemperatuur": minimale tem-
peratuur van de verwarming instellen.
ATTENTIE
Bij vloerverwarmingen „Max. aanvoertempera-
tuur" correct instellen
Anders is oververhitting van de vloer mogelijk.
• „Max. aanvoertemperatuur" instellen overeen-
komstig de bij de configuratie berekende waar-
de. Hierdoor wordt de maximale oppervlakte-
temperatuur van de vloer overeenkomstig de
landelijk geldende norm niet overschreden.
• Vanzelfsprekend moeten op de voorgeschreven
plaatsen extra thermostatische aanvoertempera-
tuurbegrenzers worden gemonteerd.
Invloed op de aanvoertemperatuur instellen
1. Met de navigatieknop naar de volgende pagina gaan.
2. De waarden eventueel aanpassen.
* Verschijnt alleen wanneer een ruimtebedieningselement
is aangesloten, zie
hoofdstuk „Bediening ruimtebedie-
ningselement (als optie)", pagina 8.
• „Offset": voor het verhogen van de gevraagde tempera-
tuur (hogere temperatuur in het boiler), teneinde warm-
teverliezen bijv. door langere leidingen naar de meng-
groep) te compenseren.
• „Inschakelverhoging" (0 – 20%): afhankelijk van de duur
van de voorafgaande nachtmodusfase wordt de aan-
voertemperatuur met de ingestelde waarde verhoogd
teneinde de opwarmtijd te verkorten. De verhoging
bouwt zich overeenkomstig de opbouwtijd weer af.
• „Invloed van de ruimte": toeslag op de gewenste aan-
voertemperatuur (T
), om, overeenkomstig de onder-
AV
staande formule, rekening te houden met warmtebron-
nen in de referentieruimte:
T
= ((T
- T
AV
Rgewenst
Rwerkelijk
heid)/(100 - invloed van ruimte).
Met
= gewenste ruimtetemperatuur, T
TRgew
werkelijke ruimtetemperatuur en de steilheid van de
stooklijn.
De radiatorventielen in de ruimte met het ruimtebedie-
ningselement moeten volledig geopend zijn. Wanneer de
„Invloed van de ruimte" = 0: geen invloed van de ruim-
tetemperatuur.
• „Cont. tijd": verschuift, afhankelijk van de buitentem-
peratuur, het inschakelpunt van de verwarmingsgroep.
Toelichting, zie
hoofdstuk „Verwarmingsgroepen", in
de gebruiksaanwijzing voor de exploitant van de installa-
tie .
6 Instellingen
) x invloed van ruimte x steil-
=
Rwerkelijk
27