2.2
Niveauregeling van het
reservoir
Deze functie regelt het niveau in een pompput op basis van
een ingang vanaf een analoge niveausensor.
Het belangrijkste doel van niveauregeling is het regelen van
het niveau in de pompput om overstromen te voorkomen.
Door analyse van het niveau in de pompput en met kennis
van het proces uit het initiële zelflerende programma kan het
niveau worden gehandhaafd met zo weinig mogelijk energie.
Om nauwkeurige metingen van de flow uit te voeren,
pompen af te wisselen bij natuurlijke stops, de opbouw van
resten op een specifiek niveau te voorkomen, enz. is ervoor
gekozen regelmatig af te pompen tot het stopniveau. Dat
wordt gedaan door het niveau in de loop der tijd vanaf het
starten van de pomp te verlagen. De gewenste leegtijd kan
worden ingesteld, tussen een waarde van 0 tot 8 uur.
2.2.1 Niveaus
P1
P2
Afb. 5
Reservoirniveaus
Er zijn drie niveaus: Stop, Start en Overflow. Zie de
afbeelding hierboven. Niveaus kunnen worden ingesteld in
centimeter van -100 tot +100 meter via de software, voor de
waarde die door de analoge niveausensor wordt gegeven. De
niveaus moeten zo worden geconfigureerd dat er aan de
volgende voorwaarde wordt voldaan:
Overflow > Start > Stop
Het niveau voor "Overflow" kan worden weergegeven als
een instelbaar niveau in de software of als digitale schakelaar.
Bij voorkeur wordt dit weergegeven als een digitale
schakelaar aangesloten op de Follower-regelaar voor
aanvullende redundantie. Zo kan overstroming worden
voorkomen bij defecten in de Master-regelaar of de analoge
niveausensor.
CG Drives & Automation, 01-6064-03r1
Niveauschakelaar
overflow
(optioneel)
[3A21]Overflow Level
[3A22]Start Level
[3A23]Stop Level
2.2.2 Niveausturing, details
Wanneer "[3A22]Startniveau" wordt bereikt, start één van
de pompen. Wanneer "[3B1] Spoel. start" gekozen is, zal de
gekozen pump opstarten naar "Spoel Snelheid"voor een
geselecteerd aantal seconden (default: [3B11] – 50Hz
gedurende [3B12] – 10 seconden).
Na het spoelen, of direct als spoelen niet is ingeschakeld,
wordt de frequentie ingesteld op de meest energie-efficiënte
snelheid.
Wanneer een pomp draait, is het de bedoeling om de
pompput te legen binnen het aantal minuten van
"[3A13]Leeg tijd" (standaard 4 uur). "Leeg tijd" is de
gewenste maximale tijd om de pompput te legen.
Als de pompput binnen het gewenste tijdsbestek moet
worden geleegd, wordt het toerental van de pomp aangepast:
In de meeste gevallen is een pomp die op de meest efficiënte
frequentie draait voldoende om het niveau sneller af te
pompen dan de gewenste "Leeg tijd". Een nog lagere
frequentie is niet energie-efficiënt en moet niet worden
gedaan.
Wanneer de instroom hoger is dan de gegenereerde
uitstroom bij het meest efficiënte pomptoerental, wordt het
pomptoerental verlaagd.
Wanneer de instroom hoger is dan de gegenereerde
uitstroom bij maximaal toerental van één pomp, dan wordt
de tweede pomp gestart. De tweede pomp versnelt eerst naar
een toerental waarbij een hogere stroom ontstaan dan bij een
pomp bij maximaal toerental. Het toerental wordt dan
geregeld om de gewenste "Leeg tijd" te bereiken.
Wanneer er twee pompen zijn ingeschakeld en de vereiste
uitstroom kan worden bereikt met één pomp, dan gaat de
FlowDrive terug naar draaien met één pomp omdat dit
energie-efficiënter is.
Hoofdfuncties
11